Een doordeweekse avond in augustus. In het souterrain van het winkelpandje aan de Rosenveldtstraat maken vijf vrouwen lunchpakketjes klaar. Twee lepelen behendig boter op de pistoletjes, twee beleggen de broodjes met plakken kaas en slablaadjes en aan het eind van het treintje wikkelt de laatste ze in aluminiumfolie. Ze zijn zo op elkaar ingespeeld dat ze volop kunnen kletsen zonder dat het hun werktempo hindert.
Jade coördineert het werk, volgens ongeschreven regels. De frêle dertiger is een alleenstaande moeder met twee kinderen, één van hen heeft een beperking. ‘Die vraagt veel zorg.’ Niettemin is ze ‘meer dan fulltime’ betrokken bij Yess! ‘Op deze manier kan ik ook bijdragen aan de toekomst van mijn kinderen.’ Dat moet ze even uitleggen. Het mes snijdt aan twee kanten: ze doet werkervaring op en de maandelijkse vrijwilligersvergoeding van 150 euro waar ze recht op heeft, wordt geïnvesteerd in een fonds waarmee Yess! binnenkort haar opleiding financiert. ‘Yess! biedt me kans om me te ontwikkelen, om te groeien.’ Welke opleiding? ‘Sociaal-maatschappelijk werk. Ik wil mensen helpen, zien vooruitgaan. Daar droom ik van.’ Linda, die naast haar staat te werken, heeft overdag een reguliere baan als schoonmaakster. Ze doneert haar vrijwilligersbijdrage aan het fonds voor de ontwikkeling van Jade.
Ramp op ramp
De levering van ontbijt- en lunchpakketten is een onderdeel van de pop-up-store die in eerste plaats een ‘weggeefwinkel’ is. Het idee ontstond middenin de coronacrisis, als wapen in de strijd tegen armoede in Rotterdam-West, vertelt Nico van Splunter. De buurtpastor die met de IZB eerder missionair pionierswerk deed in Spangen, was net een half jaartje bezig in de stadswijken Bospolder en Tussendijken, toen in maart de crisis uitbrak. ‘In een wijk waarin normaal gesproken al één op de vier basisschoolleerlingen onder de armoedegrens leeft, is dat een ramp op een ramp. De crisis treft ook hier vooral de armsten. Degenen die nog werk hadden, bijvoorbeeld via een nulurencontract, waren de klos, terwijl ze de kosten voor primaire levensbehoeften zagen stijgen. De wijkmarkt werd gesloten; bewoners waren aangewezen op de supermarkten, waardoor het dagelijks leven al gauw een paar tientjes per week duurder werd.’ Om de ergste nood te lenigen werden samen met de organisatie ‘Delfshaven Helpt’ werden 750 voedselpakketten uitgedeeld.
Na de voedselhulp stelde de woningbouwcorporatie Van Splunter gratis ruimte ter beschikking, voor een buurtsupermarkt, waar mensen uit de wijk gratis boodschappen kunnen halen. ‘Een diaconale actie pur sang: we dienen anderen met wat we zelf ontvangen hebben. De spullen krijgen we van diverse partners, bedrijven, supermarkten, groothandels. Laatst nog, een lading snijbonen en paprika’s, verser dan vers. Nog dezelfde dag was alles weg.’
Jade, die twee straten verderop woont en dagelijks in Yess! werkt, weet dankzij haar netwerk via school en de wijk, wie er om eten zit te springen. ‘Wat er binnenkomt verdeel ik zo, dat zoveel mogelijk gezinnen er van kunnen profiteren. En ik zorg altijd dat er nog wat reserve in de diepvries zit.’
Aanvoer
Yess! draait nu een paar maanden en het blijft een hele opgave om vraag en aanbod enigszins op elkaar aan te laten sluiten. Soms is er opeens veel; dan weer een dag vrijwel niets. Van een grote supermarkt in de buurt krijgt de weggeefwinkel de restanten brood. En dankzij een bondgenootschap met de stichting ‘Zero-Food-Waste’, die strijdt tegen voedselverspilling, komt er drie keer per week een vrachtwagen vol producten voorrijden.
Ervaren de supermarkten in de buurt Yess! niet als oneerlijke concurrent? ‘Nee’, zegt Nico. “De enige concurrent die we op dit moment hebben, heet corona”, zei de bedrijfsleider van de Jumbo tegen me. Buiten dat: de cliënten van Yess! hebben toch al weinig of niets uit te geven. Zit Yess! niet in het vaarwater van de voedselbank? Er zijn er twee in de wijk, een islamitische en een ‘gewone’. Nico: ‘We hebben goed contact met beide. Maar wij bedienen toch een andere doelgroep. Bij hen moet je allerlei paperassen overleggen, over je financiële situatie. Wij zijn een noodvoorziening, onder het motto “Komt, koopt, zonder prijs….”
School-ontbijt
In de hoek van de ruimte staan tientallen papieren tasjes, inmiddels half gevuld. Morgen worden ze uitgedeeld bij de kinderkampen die de gemeente Rotterdam op een paar plekken in de stad organiseert. - ‘Probleempje. We moeten er 307 maken en dit zijn er 280...’ ‘De supermarkt is nog open…’ Volgt spoedoverleg met Nico, die even later het pand via het raam verlaat. ‘Als je de deur opent, heb je binnen de kortste keren weer klanten in het pand’, zegt Jade. ‘Hamsteraars!’ schatert Jamila, terwijl ze haar lepel in de botervloot steekt. Ze is van Marokkanse komaf, ook zij is alleenstaande moeder; ze heeft zes kinderen, in de leeftijd van 10 tot 23 jaar. Vrijwel alle avonden is ze in de pop-up-store te vinden. ‘Het is gezellig hier, met de meiden.’
De missionaire werker van de toekomst is een ondernemer, schreef Sake Stoppels onlangs. Dat geldt ook voor Van Splunter, die met verschillende partijen onderhandelt over een nieuwe klus: het dagelijks verzorgen van school-ontbijt, 500 stuks per dag. In de achterstandswijk is het een gekend probleem dat kinderen geregeld zonder ontbijt aan de schooldag beginnen. ‘We moeten nog een financier vinden; de vrijwilligers van Yess! zijn er klaar voor.’
Viering
Van meet af aan is duidelijk gemaakt dat Yess! een missionair-diaconale achtergrond heeft. Elke zondag is er in de pop-up-store een viering. Op de eerste verdieping is ruimte voor een kinderclub, het souterrain waar de broodjes worden gesmeerd kan ook uitstekend dienst doen als oefenruimte voor de zondagse muziekband. ‘Afgelopen zondag hadden we een viering met 11 bezoekers, op corona-afstand. Dwars door alle bedrijvigheid groeit er een geloofsgemeenschap. Soms gaat het om gelovigen die tot voor kort ‘geestelijk dakloos’ waren, maar er zijn ook cliënten en vrijwilligers zonder christelijke achtergrond, die uit belangstelling deelnemen. Zoals we onlangs ook een keer met vrijwilligers een keer naar het strand zijn gegaan, en daar een viering hebben gehouden. Sommigen woonden al meer dan 30 jaar in de stad en waren nog nooit op het strand geweest…’
Koos van Noppen