Laatst ging ik voor het eerst voor in een dorpje vlakbij Vollenhove. Ik stond al in de consistorie met mijn toga aan. De ouderling van dienst kwam binnen, een vlotte jongedame. Ik groette haar joviaal. Ik ken haar namelijk wel. Ze is één van de mensen waar ik maandagavond mee train bij de plaatselijke survivalrunvereniging. Maar ze herkende me niet, zoals ik daar in toga stond, in plaats van in een runningtight. Ze nam met mij de afkondigingen en de voorbeden door. Ik zag haar steeds iets langer naar mijn gezicht kijken totdat ze stamelde: ‘Ben jij Dick???’ Toen schoten we beiden in de lach.
Het voorval zette mij aan het denken. We sporten wekelijks samen, kennen elkaars namen, helpen elkaar soms met tips over hoe we hindernissen het beste kunnen nemen, maar meer wisten we niet van elkaar. We wisten niet waar we precies woonden (ja, vast wel ergens in de buurt, anders zou je hier niet sporten), niet wat voor werk we deden én ook niet dat we christenen waren. En dat terwijl juist dit de plek is waar ik het meest in aanraking kom met mensen die Jezus nog niet kennen. Elke keer als er op Focusactiviteiten gevraagd wordt om onze frontlinie voor ogen te krijgen, of onze TTT-moment in gedachten te nemen, dan denk ik aan mezelf op de survivalbaan. Hoe ik als predikant binnen de kerk moet getuigen, vind ik niet zo’n spannende vraag. Maar hoe ik dat doe met mijn voeten – letterlijk – in de bagger, als ik sport, door modder ploeter en over hindernissen klim? Daar ligt voor mij de uitdaging. Maar blijkbaar val ik daar niet zo op, zelfs niet voor een medechristen… Kortom, wat voor verschil maakt mijn christenzijn, voor hoe ik aanwezig ben op de survivalbaan?
Thuisgekomen pakte ik de 7 G’s[1] erbij en ging ze één voor één na. Tja, geestelijk groeien, dat is inderdaad wel een uitdaging! Soms kan ik bloedfanatiek zijn, dus voor een groei in zelfbeheersing kan ik wel bidden. Goed werk doen: dat betekent voor mij niet alleen sporten als ik zelf zin heb, maar me ook als vrijwilliger inzetten voor de club en bijvoorbeeld het helpen bij jeugdactiviteiten. Genade en liefde doorgeven: volgens mij heb ik meestal wel aandacht voor anderen, ook als ze bijvoorbeeld nieuw zijn, of alleen lopen tijdens de warming up. Even een praatje, zodat mensen zich thuis voelen. Gewoonten doorbreken… daar moest ik wel even over nadenken. Net zoals bij: gerechtigheid zoeken. Ik zie zo snel nog geen concrete situatie voor me waarin dat nodig is. Of misschien is het een blinde vlek?
En dan komt de angel: goed nieuws vertellen. Iets wat ik als dominee zo graag doe! Maar het laatste gesprek over God, Jezus, geloof op de survivalbaan is al wel heel lang geleden. En als ik eerlijk ben, vooral geïnitieerd door het feit dat iemand ontdekte dat ik dominee was. Maar misschien is het ook niet meer dan dat. Gewoon elke maandagavond gaan trainen, daarbij letten op mijn houding, op wie ik ben en hoe ik aanwezig ben. Gewoon aanwezig zijn. Of gewoon? Echte aanwezigheid is buitengewoon! Dat leren we wel met Kerst, als Jezus Immanuël is, God met ons. God die naast ons komt staan – met de voeten in de bagger!
Toch blijft er ook ergens een onbehaaglijk gevoel knagen: moet ik niet meer? Het is in ieder geval wel mijn gebed – en zo kom ik bij de belangrijkste van alle G’s! Ik leg de survival, mijn medesporters en mijzelf in de handen van God. Dat God ons zo aan elkaar en aan Hem bindt dat in ons samenzijn, iets van zijn Immanuël doordringt. Zodat we niet alleen met de voeten in de bagger lopen, maar ook met het hoofd in de wolken!
Dick Wolters
[1] De zeven manieren om Jezus te volgen, zoals we dat in het FocusTraject benoemen.