Bovenop een rijtje dogmatische verhandelingen in mijn werkkamer ligt een boekje met kindergebeden. “Lieve meneer God: kinderen schrijven aan God” luidt de titel, met een paar kleurige tekeningen op de kaft.
Het zijn grappige, ontroerende en soms heel ontdekkende kindergebeden, recht uit het hart. Wat denk je van deze uitspraak van Maarten:“Beste God, is het waar dat mijn vader niet in de hemel komt, als hij vloekt onder het voetbal kijken?” En theologen hebben nog een hele kluif aan dit gebed van Rob: “Lieve God, waarom deed u vroeger al die wonderen en nu nooit meer?”
Zelf werd ik geraakt door deze woorden van Wouter: “Lieve God, is onze dominee uw vriend of kent u hem van uw werk?” Het legt de vinger op een gevoelige plek. Want dit gaat over mijzelf, en dan niet als dominee, maar als persoon. Het kost me geen moeite om van de vroege morgen tot in de late avond bezig te zijn in het Koninkrijk van God. Er staat altijd meer op je to-do-lijst dan je kunt afvinken. Maar wie ben ik? Wie ben ik zelf? Ben ik een vriend van God, of ben ik een ijverige werknemer in dienst van de ‘BV kerk’? "Is onze dominee uw vriend?" Hoe is die vriendschap met God zichtbaar onder collega’s, in mijn gezin, onder vrienden en buren?
Persoonlijk zoek ik dat in een aandachtig leven. Aandacht voor mijn naasten door trouw te zijn in deze tijd vol beperkingen. Onze kinderen zijn de deur uit, maar hebben meer last van de beperkingen dan wijzelf. Ik zoek vaker contact met ze. Aandacht voor de mensen die ik live tegenkom in mijn buurt. Er zijn ook eenzame mensen onder. Echt even luisteren. Met aandacht leven op het ritme van een wat trager verlopende tijd met minder hectiek in het (kerkelijke) leven. Aandacht voor de natuur als schepping van God: ik woon er middenin, aan de zuidkant van de Veluwe. Ik heb nog nooit zoveel gewandeld als in het voorbije jaar. De beperkingen zijn heel hinderlijk soms, zeker weten, maar ik ervaar ze toch ook als een geschenk.
In het kleine wordt iets groters zichtbaar, in het gewone komt het bijzondere aan het licht: dat geloof ik stellig. Vriend van God, leerling van Christus … het heeft alles met elkaar te maken. Voor mij dan. Christen-zijn is mens-zijn. En als me ernaar gevraagd wordt, klinkt er iets van de Hoop waaruit ik leef. Jaren geleden beleefde ik ‘als dominee’ een lastige periode. Ik zat behoorlijk klem. “Waar is het allemaal goed voor,” verzuchtte ik in een gesprek met een metgezel. “Misschien leert God je wel om ‘meer mens’ te zijn,” kreeg ik als antwoord. Achteraf bekeken is dat voor mij een kantelmoment geweest. Dat boekje met kindergebeden laat ik dáár liggen: bovenop de dogmatiek.
Klaas van Meijeren