Het is een vraag die ik mezelf regelmatig stel: do I practice what I preach? Maak ik die term ‘discipel’ waar? De niet-gelovigen in mijn leven zijn op één hand en twee vingers te tellen. Ik deel mijn leven met ze, maar laat voor mijn gevoel toch ‘kansen’ liggen. Gek eigenlijk, dat we gewone mensen met wie we het leven leven beschouwen als ‘kansen’. Ze zijn gewoon mijn naasten…
Soms denk ik wel eens dat mijn vriend beter is in discipel zijn. Hij is geen dominee, maar werkt in het bedrijfsleven. Zet zich daar in voor winst en groei, sales en marketing – termen die mij vreemd zijn. Maar hij beweegt zich over de werkvloer met al die collega’s die niet gelovig zijn, maar drommels goed weten dat zijn zondag is gereserveerd en voor wie hij zijn christelijke neven-functies niet verbergt. Ze weten dat ze altijd welkom zijn voor een barbecue, een biertje en een goede grap. Wat wil een discipel nog meer? Moet ik maar stoppen met dominee-zijn, en gewoon in het bedrijfsleven gaan werken? Kom ik daar niet veel meer ‘als geroepen’?
Ik las eens in een boek over ambtsdragers, dat dominees per definitie geen missionaire mensen kunnen zijn, omdat hun functie afstand schept. Mensen uit mijn omgeving zouden schrikken van die titel die ik draag, en bij voorbaat afhaken in het persoonlijk contact. Het ambt, je functie in de kerk, roept vervreemding op die in de wegstaat om het goede nieuws met ‘buitenstaanders’ te delen.
Ik vind het tot nu toe meevallen. Die collega’s van mijn oude bijbaantje bij de bakker drinken nog steeds een bakkie koffie met me in de stad. De nieuwe vriend van een vriendin die voor het eerst komt kennismaken zegt dat hij niet wist dat dominee een betaalde baan was – laat staan dat je daarvoor moet studeren aan een universiteit. De kapper, die het antwoord op haar vraag naar wat ik doe in het dagelijks leven niet helemaal aan had zien komen, knippert inderdaad even drie keer. Om te vervolgen met “oh, wat interessant. Mijn oma ging ook altijd naar de kerk.” Het is jammer dat ik bij de kapper nooit zo’n zin heb in een praatje, anders had het een prachtig gesprek kunnen worden.
Nee, aan die term ‘dominee’ zal het niet liggen. Ik denk dat ik eerder zélf in de weg zit, als het gaat om een getuigend leven met Jezus. Mijn leven als discipel verschilt niet veel van dat van een brave burger: de straat netjes houden, de buurman groeten en de boel netter achterlaten dan je hebt aangetroffen. Er is, als je het mij vraagt, ook in mijn leven nog een wereld te winnen.
Als ik het een oud-collega vraag, blijkt dat wel mee te vallen. Hij zegt, dat dat éne kaartje toen hij ziek was voor hem heel bemoedigend was. En die andere collega, die dat bosje bloemen goed kon gebruiken toen ze aan haar enkel werd geopereerd, kwam er ook later nog eens op terug. Ze zaten allebei in de kerkzaal, toen ik in de buurt moest preken. Twintig jaar waren ze niet in de kerk geweest.
Ben ik een goede discipel? Het is maar wie je het vraagt. Ik ga het maar niet meer te veel aan mezelf vragen, het antwoord overlaten aan Jezus en weer eens een afspraak maken bij de kapper.
Nienke de Ronde