Zoek

Gezegende tropenjaren

Gezegende tropenjaren
Martijn Weststrate over het pionierswerk bij ‘Licht op Zuid’

‘Pionieren is breien aan de trui die je zelf aan hebt.’ In de afgelopen zeven jaar woonde en werkte Martijn Weststrate als missionair werker in Rotterdam-Zuid. Gezegende tropenjaren. Sinds 1 augustus is hij werkzaam als geestelijk verzorger in het Ikazia Ziekenhuis Rotterdam. 

16 september 2021

Licht op Zuid Martijn Weststrate 2021We spreken elkaar omringd door witte jassen, tijdens een lunch in het personeelsrestaurant van het ziekenhuis. In de terugblik op het ontstaan van de pioniersplek ‘Licht op Zuid’ valt me de herinnering in dat ik, jaren geleden, eens een ouderling sprak, in een zaal van de Maranathakerk. ‘Wat zou ik graag zien dat we hier veel meer verbinding kunnen maken met wijkbewoners, om samen te eten en het evangelie te delen.’ De wijkgemeente was indertijd een vluchtheuvel voor autochtone orthodox-protestanten van heinde en ver, in een stadsdeel dat hoofdzakelijk werd bewoond door mensen met migratie-achtergrond. 
In dezelfde zaal komen nu (even afgezien van de coronatijd) tweewekelijks 60-70 mensen uit zo’n 15 verschillende culturen samen, om het Woord van God te horen, te bidden en te zingen, om met elkaar te eten en het leven te delen. Het avondmaal wordt gevierd en de doop bediend. Er is een scala aan diaconale activiteiten, variërend van taallessen en huiswerkbegeleiding, tot een naaiatelier. In relatief korte tijd is dat allemaal ontstaan. Laten we eens proberen wat lessen te trekken. Wat heb je geleerd? 
 
Gebed 
Martijn: ‘Vóór alles dit: Gebed is essentieel. We hebben ons verlangen bij God gebracht. Elke zaterdagochtend komt een gebedsgroep bijeen, al jaren. Ook in het team en in de gemeente is veel voor het werk gebeden. Ik ben er van overtuigd dat dit de basis is van Licht op Zuid.    
Ander leerpunt: De mooiste ervaringen hebben wij niet georganiseerd; ze vielen ons toe. Om een voorbeeld te geven: een tijd geleden was ik hier ook al eens in het ziekenhuis. Samen met een gemeentelid bezocht ik een vrouw die we via het missionaire werk hadden leren kennen. Ze was ernstig ziek en zat op dat moment in een diepe crisis. We hebben haar letterlijk van haar bed gelicht en meegenomen naar het stiltecentrum. Het gemeentelid, een kordate evangeliste, sprak haar toe. “God ziet je, nu. Hij strekt zich naar je uit. Grijp zijn uitgestoken hand.” Om het te illustreren reikte ze haar de hand. Dat werd een keerpunt in het leven van de vrouw, al had ze daarna nog een lange weg te gaan. Lichamelijk, ze moest maandenlang revalideren, maar ook geestelijk. Dit voorjaar is ze met drie van haar vier kinderen gedoopt. In dat hele proces heb ik God aan het werk gezien. Je staat erbij en je kijkt ernaar. En we verheugden ons erover.’ 
 
Aanwezig 
‘In de beginperiode ging ik soms gebukt onder de last van zoveel wijkbewoners die God niet kennen. Ik dacht God in de wijk te gaan brengen. Hij bleek er al lang aanwezig. Gaandeweg ontdekte ik dat Hij zijn werk ook prima zonder mij kan. Hij heeft zoveel lijntjes naar mensen lopen; je ziet ze lang niet allemaal. Mensen die wekelijks Hour of Power of Nederland Zingt kijken, bijvoorbeeld. Al probeerde ik hen dan wel te verleiden om zich aan te sluiten bij een geloofsgemeenschap.’ 
Jorien en Martijn trouwden in 2013 en konden dankzij de (toen nog) gunstige woningmarkt een huis kopen in de wijk. ‘Dat is een belangrijke keuze geweest. Je bent als missionair werker en pastor ‘aanklampbaar’, bij de supermarkt, de apotheek of de bieb. Soms kon ik tijdens een rondje door de wijk zes, zeven mensen kort spreken. Niet om koortsachtig te zoeken naar een haakje waar ik het evangelie aan kan hangen. Maar om present te zijn, een band op te bouwen met bewoners. En als de gelegenheid zich voordeed, aarzelde ik natuurlijk niet om mensen uit te nodigen voor de Alphacursus of een bijeenkomst van Licht op Zuid.’  
 
Dieptepunt 
Het wonen in de achterstandswijk, met een jong gezin, heeft ook zijn tol heeft geëist. Regelmatig stond er een politiewagen in de straat – om het kort samen te vatten. ‘Ik kende de wijkagent goed. Terwijl veel wijkbewoners de politie niet direct als ‘vriend’ beschouwen.. Door de jaren hebben we veel burenoverlast gehad. Hoewel er gelukkig vooral eenheid en stabiliteit onder medewerkers is, zijn er ook moeilijke en ingewikkelde processen geweest. Dat kostte ons vaak meer energie dan die burenoverlast. Misschien omdat we ons daar al op hadden ingesteld. Complicerende factor was ook dat werk en privéleven door elkaar liepen. Het was moeilijk om afstand te nemen. De GZB houdt voor zendingswerkers een termijn van 6 à 7 jaar aan. Zo bezien is het begrijpelijk dat de rek er bij ons uit raakte. Hoe pijnlijk we het ook vonden om het werk los te moeten laten.’  

Bevrijdingspastoraat 
‘We begonnen zonder blauwdruk. Pionieren is ‘breien aan de trui die je zelf aan hebt”, noemt collega Simon van der Vlies dat treffend. Ik hou wel van een zekere mate van vrijheid, maar een organisatie heeft wel een minimale ruggengraat nodig. Hier in het ziekenhuis beland ik in een structuur van commissies, medewerkers, etc. Inmiddels is die bij Licht op Zuid ook opgetuigd, maar in het begin was die er nauwelijks. Ik heb het als een grote bemoediging ervaren, toen twaalf pastorale eenheden uit de moedergemeente zich committeerden aan Licht op Zuid, met betrokkenheid in gebed, inzet en financiële steun. Dat was ook een mooie geste van de gemeente van de Maranathakerk. De relatie met een dochtergemeente is altijd kwetsbaar, want ze gaat een eigen weg. Ik heb altijd ruimte ervaren, ook als het soms spannend was. Bijvoorbeeld in gesprek over bevrijdingspastoraat, toen we te maken kregen met mensen die occult belast waren. 
Door de komst van Licht op Zuid heeft de Maranathakerk ook veel ontvangen; het missionaire bewustzijn van de gemeente is zeker toegenomen; al blijft dat een punt van aandacht. Als je het leven van de gemeente omschrijft met de brandpunten ‘boven, binnen, buiten’, loopt die laatste altijd de kans sluitpost te worden.’ 
 
Strijd 
‘Ik heb in de afgelopen jaren meer zicht gekregen op de ‘geestelijke strijd’, die de verkondiging van het evangelie met zich meebrengt. Voorheen was het vooral een theoretische aangelegenheid; nu was ze reëel en dichtbij. Ik denk terug aan mensen die actief dwaalleer binnenbrachten. Ze geloofden niet in Jezus als God, maar verborgen dit en probeerden invloed uit te oefenen op zoekers en prille gelovigen in de groep. We kregen te maken met gerichte persoonlijke vervloekingen en waarzeggerij, agressie en verstoringen tijdens gebeden. Wijkbewoners die lang meededen en leiding wilden geven, bleken diep in Winti te zitten. Een andere vrouw werd door haar ‘geleidegeesten’ vanuit een andere wijk naar Licht op Zuid gestuurd en ‘stoorde’ steeds als het over de kern van het Evangelie ging. Er waren ook de “afmattende kleinigheden” (zoals Isobel Kuhn ze noemt): de langdurige geluids- en burenoverlast en daardoor chronisch slaaptekort, rattenoverlast, een printer die dienst weigert als de preek uitgeprint moet worden, enzovoorts.’   
 
Voortzetting 
‘We blijven in hetzelfde huis wonen, en blijven lid van de Maranthakerk/Licht op Zuid. Jorien blijft er vooralsnog missionair-diaconaal werker. In de dienst waarin ik werd bevestigd als ziekenhuispredikant zei de voorzitter van de Raad van Toezicht dat mijn nieuwe werk een natuurlijke overgang is van mijn werk bij Licht op Zuid  en zo ervaar ik het ook. Ik had contact met Jan en alleman, van laagopgeleiden tot gepromoveerden, mensen uit allerlei rangen en standen, culturen en achtergronden. 
Licht op Zuid heeft me de ogen geopend voor de wereldkerk, Oosters-orthodoxen met hun nadruk op vieren, christenen uit het Midden-Oosten met hun gastvrijheid, Pinksterchristenen met hun vurige gebedsleven; het zijn verrijkende ervaringen.’ 

Voorrecht 
‘Het was een voorrecht om met zo’n diversiteit aan mensen te werken, het Evangelie van Jezus Christus te delen en van dichtbij het werk van God te hebben gezien. Als beginnend missionair werker, net van de universiteit, dacht ik in mijn hoogmoed dat ik met mijn apologetische kennis elk gesprek wel aan zou kunnen. Nu zeg ik: apologetiek – de verdediging van het geloof – is nuttig, maar daar moet je het niet van verwachten. Het is een voorrecht als God je wil gebruiken.’ 

Tekst: Koos van Noppen