Vrijwel elke gemeente kent vrijwilligers die zich inzetten voor het ouderenpastoraat. Ze bezoeken niet alleen meelevende bejaarde gemeenteleden, maar komen ook over de vloer bij ouderen die niet zo’n band meer hebben met de kerk. Je zou het een onderbelicht onderdeel van het missionaire werk van de kerk kunnen noemen. Want het is ‘anders dan een bezoekje van de buurvrouw’.
De IZB verzorgt sinds 1999 de uitgave van ‘Lichtspoor’, een blad dat in veel gemeenten wordt gebruikt om uit te delen bij het ouderenbezoekwerk. Het tijdschrift – ooit heette het ‘Licht in de avond’ – bestaat al veel langer; binnenkort begint de 60e jaargang. Ieder jaar organiseert de redactie een toerustingsmorgen voor vrijwilligers in het ouderenpastoraat, zoals onlangs in Bodegraven. Tijdens het programma kwam het missionaire aspect van dit werk aan bod. Emeritus-predikant dr. Wim Dekker uit Oosterwolde leidde een workshop over bidden en bijbellezen tijdens het bezoekwerk. De inhoud geldt niet alleen voor het werk onder ouderen; ook daarom vragen we er in Tijding aandacht voor.
‘Het is goed om je te realiseren dat je namens de gemeente op bezoek gaat’, hield hij de aanwezigen voor. ‘Ook al hebben ze niet meer zo’n band met de kerk en met het geloof, je staat in relatie tot elkaar via de doop. Door de doop behoren ze tot het lichaam van Christus. We zijn geneigd om eerst eens te kijken of mensen religieus zijn, of dat het qua karakter een beetje klikt. Begrijpelijk, maar dan ga je voorbij aan een belangrijk aspect: de ander is me gegeven als broeder of zuster in Christus, krachtens de doop. We geloven toch dat God ‘een eeuwig verbond der genade’ met hen heeft opgericht? De één is na zijn doop een gelovige geworden, een ander is afgehaakt, een derde weet het nog zo net niet. Maar van God uit is er een band naar ieder mens. Ook van Christus uit, Hij is voor hen gestorven. Dat is de bodem waarop je staat, in het bezoekwerk.’
Het vereist oefening om het bezoekwerk in dit licht te zien, aldus Dekker. Het gaat erom dat we ‘voorbij het individualistische denken’ meer oog krijgen voor het feit dat we door één doop bij het lichaam van Christus horen. ‘Wat betekenen de talrijke vermaningen in het Nieuwe Testament om om te zien naar elkaar, blij te zijn met de blijden, te huilen met hen die huilen, elkaars lasten te dragen en zo de wet van Christus te vervullen, samen te bidden en te zingen?’ Het is een misverstand dat deze taken alleen door een predikant of ouderlingen zouden mogen worden verricht.
Aan het eind van een bezoek kan een gebed worden uitgesproken. ‘Als iemand in de ontmoeting zijn hart heeft gelucht, want is er dan mooier om alles aan God voor te leggen? Zoals de psalmdichter zegt: ‘Stort uw hart voor Hem uit. Hij is een toevlucht (Ps. 62). Je bent als bezoeker maar beperkt in je luisteren en in je begrijpen van de ander. Daarom ga je in gebed, in het vertrouwen dat God dat zoveel beter kan. Je kunt ook het Onze Vader bidden. Dat onderstreept de band met de wereldwijde gemeenschap van christenen. Het plaatst je ook in een ruimte die groter is dan onze persoonlijke noden en vragen.’
Dekker: ‘Ik heb bezoeken vaker afgesloten met gebed, dan met bijbellezen; nooit alleen maar met het lezen van een bijbelgedeelte. Het gebed kan in een vloeiende beweging aansluiten op het gesprek. Soms kunnen een paar verzen die je tijdens het gesprek in gedachten kwamen behulpzaam zijn. Maar vaak zal het lezen uit de Bijbel een nieuw element inbrengen, dat weer om aparte uitleg vraagt. Daarom is het dan niet zo geschikt. Onderschat de communicatieve kracht van het gebed niet. Het is een gesprek met God, maar het is ook communicatie onderling, voor het aangezicht van God. In de meeste gevallen zullen mensen instemmen met het aanbod om te bidden. Het is een waardevol moment, zo’n afronding van een gesprek. Daarna mag je het loslaten. De Geest kan er het zijne mee doen.’
Dit artikel verscheen in IZB-Tijding 4, download deze uitgave hier.