Zij is violiste, hij werktuigbouwkundige. Zij groeide op in Yerseke, zijn roots liggen in Eindhoven. Zij komt uit de Gereformeerde Gemeente, hij is van huis uit katholiek-light (‘We hadden niet eens een bijbel in huis’). Maar toen ze elkaar in Tilburg leerden kennen, hadden ze niet kunnen denken nog eens samen op zoek te gaan naar God. Nu, drie jaar verder, zijn ze tot geloof gekomen, getrouwd, en maken ze deel uit van het missionaire kernteam van de kleine gemeente Elim.
Jeanine: ‘Ik kom uit een gemeente met zo’n 1500 kerkgangers; hier in Tilburg zijn er soms 15.’ Martijn is nooit anders gewend geweest. ‘Ze nodigde me uit om een keer mee te gaan; zelf zou ik nooit op dat idee gekomen zijn.’ Jeanine was via haar viooldocente aan de muziekschool op het conservatorium in Tilburg beland. ‘Ik ben de opleiding in gerold. Cor en Irene, twee collega’s, die ook in Ars Musica spelen, namen me mee naar Elim.’
Martijn had na zijn studie een baan gevonden in de robotica en settelde zich in een studio in Best. ‘Ik was gedoopt in de Rooms-katholieke kerk, maar verder was ik wat betreft het geloof een onbeschreven blad. Ik ging niet op een christelijke school, bidden en bijbellezen deden we niet. Alleen kan ik me een paar verhalen uit kinderbijbel herinneren.’ Als hij diep in zijn geheugen graaft, vindt hij nog een flard van de keren dat hij een keer in de kerk kwam. J: ‘Toen we een serieuze relatie kregen, vroeg ik of hij met enige regelmaat zou willen meegaan naar de kerk. Eén keer in de zes weken, ofzo.’ M: ‘Daar kon ik wel mee instemmen. Ik stond er volledig blanco tegenover. Het boeide me niet per se, maar ik was ook niet anti. Gewoon neutraal. En ook wel enigszins benieuwd. Eens in de zes weken, dat moest te doen zijn.’
J: ‘Onze gemeente is tamelijk traditioneel, dus ik dacht wel: oei…’ M: ‘Alles was onbekend voor me, dus het was opletten; staan, zitten, bidden, etc. Na elke dienst bestookte ik Jeanine met vragen.’ J: ‘Daardoor werd ik me er nog meer van bewust dat ik wel altijd naar de kerk was gegaan, zelfs belijdenis had gedaan, maar dat ik God eigenlijk niet kende. We gingen sámen op zoek. We hebben veel gesproken met ds. Wolter Stijf, met Cor en Irene, met mijn ouders.’ M: ‘Het bleef niet bij die paar keer, omdat het geloof me triggerde. Ik kom uit een familie van wetenschappers; rationaliteit wordt hoog aangeslagen in mijn kring. Als agnost had ik geprobeerd als ‘goed mens’ te leven. Maar de confrontatie met de heiligheid van God, die uit pure liefde omziet naar zondaars – dat was wel wat anders…. Dat het er niet in de eerste plaats om ging dat je goede dingen doet, maar dat je uit genade gered wordt, door het geloof. Ik raakte er mateloos in geïnteresseerd. Het was een ontdekking, een openbaring voor me, dat we te maken hebben met een lévende God.’
J: ‘We trokken gezamenlijk op, we stimuleerden elkaar in de zoektocht. Het was bijzonder dat we samen de weg tot God vonden.’
M: ‘Mijn belangstelling voor de Bijbel was niet te stillen. Ik wilde er steeds meer van weten. Het liefst zou ik er ook in mijn werk mee bezig zijn. De tech-wereld van robots die dozen verplaatsen kan me niet zó boeien. Leuke collega’s, daar niet van, maar de baan geeft me niet zoveel voldoening als de vreugde die ik ervaar in de wereld van God.’
J: ‘Onze gemeente is klein. Er zijn wel wat contacten met studenten en oud-studenten. Vorig jaar februari zijn we getrouwd. Met twee andere stellen vormen we het kernteam dat nadenkt over missionair pionierswerk. De gemeente is nu nog erg naar binnen gericht, terwijl het gebouw best mogelijkheden biedt. Het terrein eromheen zouden we meer tot een ontmoetingsplek voor de wijk kunnen maken. Zoals het nu gaat heeft de gemeente geen betekenis voor de wijk.’
M: ‘We zouden wijkbewoners een plek van rust willen geven, als een oase. Iedereen is druk, de maatschappij is gestresst. In de kerk kennen we Jezus, die zegt: Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn, Ik zal u rust geven.’ Een plek voor trage vragen.
J: ‘De eerste contacten in de wijk zijn gelegd. Cor zit op een hardloopgroep. Wolter heeft een gesprek gevoerd met de imam. In deze oriëntatiefase ontdekken we hoe de wijk is samengesteld. Veel jonge gezinnen, ouders in de leeftijd 25-45 jaar, met relatief veel belangstelling voor kunst en cultuur, als je kijkt naar de posters aan de ramen.’
M: ‘Onlangs kwam iemand die niet gelovig is, onze gemeente op het spoor, via de site. Hij is sindsdien alle weken geweest. Als ik hier de bijbel lees, ervaar ik rust, zei hij.
J: ‘In de tien jaar dat de site in de lucht is, was dat niet eerder voorgekomen. Zomaar uit het niets. We hebben er wel veel voor gebeden.’ Hij: ‘Ik hoop zo dat dat vaker gaat gebeuren.’ Zij: ‘We zagen dat als een verrassende verhoring van ons gebed. Het is enorm stimulerend, in deze fase van ons project.’
M: ‘Het valt me op dat gastpredikanten altijd zo betrokken zijn op onze kleine gemeente. Je zou je goed kunnen voorstellen dat ze hun neus ophalen voor 15-20 kerkgangers. Maar niet dus. God kijkt ook naar het kleine.’
J: ‘We hebben nog een weg te gaan; een pioniersplan schrijven, waar zowel oude als jonge gemeenteleden zich in kunnen vinden. Met zo’n kleine gemeenschap is het essentieel dat iedereen aangehaakt blijft. Dan is er de fondswerving, de uitvoering….Ideeën zijn er genoeg: een Alphacursus, een kinderclub. Het is geen toeval dat in deze kleine gemeente drie professionele musici zijn beland. Het ligt voor de hand dat we ook iets met muziek gaan doen.’