In het najaar van 2021 gingen predikanten uit Noord-Nederland met elkaar in gesprek over hun vragen en ervaringen rond missionair gemeente-zijn in de noordelijke provincies. In aanloop naar een werkconferentie van de IZB en de CGK werd input opgehaald bij de voorgangers. De centrale vraag bleek: Hoe ben je gemeente van Jezus Christus in de context van Noord-Nederland, in corona-tijd en daarna? Hoe kun je als kerk missionair zijn in een (krimpend) dorp? En welke keuzes moet je daarin maken, in bezinning en prioriteiten? Vijfentwintig voorgangers gingen hierover in gesprek – en dat maakte heel wat los.
Allereerst bleek dat predikanten een zware tijd achter de rug hebben. Er heerst een gevoel van vermoeidheid, dat impact heeft op andere vragen die aan de orde zijn in de kerk. Zeker in het najaar, toen corona nog hét onderwerp van gesprek was, maakte de vraag naar kerk-zijn na de crisis veel los. Er zijn zorgen. Komen gemeenteleden nog terug? Welke geestelijke voeding hebben ze in de tussentijd gezocht? Is er sprake van kerkelijke concurrentie? Tegelijk heeft corona dingen gebracht die voorheen niet mogelijk waren. Dat geeft missionaire kansen, die worden versterkt door de herontdekking van de kracht van de kerk. Dat de gemeente elkaar gegeven is, wordt nu meer gewaardeerd dan ooit. Datzelfde lijkt te gelden voor de eigen gereformeerde spiritualiteit: mensen willen terug naar de basis, waar het écht om gaat. Het mag (en moet) in de kerk weer om de kern gaan.
Toch zorgt de vermoeidheid rondom corona en de vragen die dat heeft losgemaakt, er ook voor dat het missionaire werk op een laag pitje lijkt te staan. Sowieso is het de vraag voor predikanten uit de noordelijke regio hoe kerk-zijn zich daar ontwikkelt. Wat in andere regio's werkt, is in Noord-Nederland niet altijd te kopiëren. Het heeft een heel eigen geloofsklimaat, dat mede wordt bepaald door de erfenis van de Saksen en de Friezen. Mensen in deze regio leven dichter bij de natuur, bij de seizoenen, en zetten zich vanouds af tegen het Westen en de overheid. Dat vormt je theologie, en de manier waarop het geloof beleefd wordt. Dorpen en kerken bestaan uit boeren en arbeiders, er is meer armoede en laaggeletterdheid. Dat zie je terug in de kerkelijke gemeenschap, die vaak sterk overlapt met de dorpsgemeenschap. De vragen zijn in beide gemeenschappen hetzelfde: als mensen verhuizen naar grotere steden in de regio loopt niet alleen de kerk leeg, maar ook het dorp. De sociale cohesie van het hele dorp blijkt aan erosie onderhevig. Daardoor zijn veel kleine kerkelijke gemeenten erg kwetsbaar.
Die kwetsbaarheid werkt niet motiverend om te investeren in de kerk. Een gebrek aan commitment voor projecten, vrijwilligers en ambtsdragers maakt het kerk-zijn lastig. Steeds minder kinderen en jongeren nemen een plek in. Dat geeft het gevoel dat het licht in de kerk langzaam uitgaat. Tegelijk is er die behoefte die je overal in Nederland tegenkomt: mensen willen zich gekend weten, en met oprechte interesse worden behandeld en benaderd. Zou de Geest daar, ook in Noord-Nederland, raad mee weten?
Het voordeel van de sterke verbinding tussen dorp en kerk, is dat het eenvoudig is om als kerk mee te doen met wat er al is. Meedoen met de buurtvereniging, bijvoorbeeld, en daar contacten leggen. Zonder die contacten ontstaan er geen missionaire ontmoetingen. Een vraag die één van de predikanten opwierp, was die naar de eigen stap naar buiten. Mengen we ons, met mensen van buiten de kerkelijke gemeente? Zijn we actief als vrijwilliger, of bij een sportvereniging? Ook voorgangers zijn deel van de gemeenschap, en kunnen zélf stappen zetten om nieuwe contacten te leggen die leiden tot een (geloofs)gesprek. Door de krimp van de kerk, en het stoppen van activiteiten, kan ook ruimte ontstaan voor nieuwe initiatieven en betrokkenheid. Begin je vanuit de bestaande kaders en zoek je naar aansluiting door de context, of leg je de prioriteit bij de aanknopingspunten en kansen in het dorp? Noord-Nederland is meer en meer een zendingscontext, waarbij die prioriteiten anders komen te liggen.
Eén van de inspiratieverhalen op de conferentie kwam bij Wouter Bakker vandaan, predikant uit Nieuweroord-Noordscheschut. Zijn gemeente heeft de afgelopen jaren het IZB Focustraject gevolgd, wat ook tijdens de coronacrisis heel waardevol bleek. In de gemeente werd missionair verlangen losgemaakt. Het verlangen én de verlegenheid van de gemeente zijn het startpunt voor een gesprek over getuige-zijn en de beweging naar buiten. Zo ontstaat er breder missionair bewustzijn in de gemeenschap, en komt de verantwoordelijkheid niet alleen bij een missionair team te liggen.
Ook Joost van den Berge, kerkelijk werker in Sebaldeburen, deelde zijn missionaire ervaringen. Hij gaf aan dat oprechte belangstelling en respect belangrijke voorwaarden zijn om tot een echte ontmoeting te komen met dorpsgenoten. Pas dan kunnen ook geloofsvragen aan de orde komen. Een niet-gelovige dorpsgenoot is niet alleen een bekerings-project: ieder mens is door God gewild en geschapen, en verdient het om niet als project te worden gezien, maar oprechte belangstelling en vriendschap te ontvangen. Die gelijkwaardigheid geeft ruimte aan de Geest – zelfs in Noord-Nederland.
De werkconferentie vond plaats op donderdag 28 oktober 2021 in de Eben-Haëzerkerk te Drachten. De organisatie was in handen van Jaap van den Born (IZB-werker in Noord-Nederland) en ds. Jelle Nutma (CGK predikant in Drachten en missionair consulent van de CGK). Het doel van de werkconferentie was om predikanten elkaar te laten ontmoeten, te bemoedigen en te ontdekken hoe de missionaire organisaties kerken en predikanten in Noord-Nederland goed kunnen ondersteunen.