Ruimte innemen. Niet te aarzelend of afwachtend. Jezelf inbrengen, hoe kwetsbaar dat ook aanvoelt. Je kaarten op tafel leggen. Rik Zwalua zoekt naar woorden voor de juiste houding in het missionaire gesprek. ‘De kop d’r veur’, zeggen ze in Groningen. Maar Rik komt uit Zeeland. Hij zegt: ‘Je moet een drempel over in jezelf, om gesprekken aan te gaan buiten je eigen bubbel.’
In de tien jaar die hij in Den Haag woont, is hij eraan gewend om in een minderheidspositie te leven. Midden in de week en ’s zondags ook. Als beleidsmedewerker op een hogeschool was hij in veel opzichten een uitzondering: wit, hetero, getrouwd, christen. ’s Zondags voelt hij zich in de streekgemeente Bethlehemkerk in Den Haag opnieuw onderdeel van een bubbel. ‘Alle kerken in Den Haag zijn bubbels. Een hoogliturgische gemeente in het centrum van de stad - is dat ook, net als de vele migrantengeloofsgemeenschappen.’
Sinds kort duikt hij weer op als missionair-pionier bij de IZB – hij maakt deel uit van een intervisiegroep. Tien jaar geleden, in het voorjaar van 2012, kwam hij er als student over de vloer; hij deed er onderzoek naar kerktoetreders. Wat maakte dat mensen over de drempel van een kerk of pioniersplek stapten? De kennismaking met de kerkelijke ‘start-ups’ smaakte wel naar meer. Rik: ‘Het verlangen om in de kerk te werken is altijd latent aanwezig geweest. Mijn studie ‘religiewetenschappen’ gaf onvoldoende aansluiting, dus begon ik na een pre-master de masterstudie theologie. Maar na vier, vijf weken raakte ik er steeds meer van overtuigd dat ik op een verkeerd spoor was beland. Ik kon mezelf gewoon niet in de rol van predikant denken. Het roer moest om. De predikantsopleiding werd omgezet in een éénjarige master theologie. Daarna op zoek naar een baan. Anders dan tegenwoordig lagen de banen destijds niet voor het opscheppen. Na enkele korte dienstverbanden werd ik secretaris van het managementteam van een faculteit van de Haagse Hogeschool. Dat heb ik zesenhalf jaar met veel plezier gedaan.’ In Den Haag voelt hij zich helemaal op zijn plek. ‘Liefde voor de stad heb ik altijd gehad. Na de middelbare school deed ik een studie sociale geografie/planologie. De reuring en diversiteit, dat spreekt me aan. In de stad voel ik me als een vis in het water.’
Intussen was dat verlangen om in de kerk dienstbaar te zijn niet afwezig. ‘Toen Ad Vastenhoud, toenmalig missionair predikant van de Bethlehemkerk, plannen voor ‘Brood voor de buurt’ smeedde, bleek dat een specifiek aanbod voor twintigers en dertigers ontbrak. Dat wakkerde het verlangen wel aan om daar iets aan te doen. Zo ontstond uiteindelijk het missionaire pioniersinitiatief ‘LUX’, één jaar vóór de coronacrisis uitbrak.
‘We startten met het project van de Haagse Zaligsprekingen. Een serie podcastgesprekken over geluk, waarbij we de zaligsprekingen als uitgangspunt namen. De vragen van mensen binnen en buiten de kerk bleken helemaal niet zoveel van elkaar te verschillen als wel wordt gedacht. Vragen als: Hoe leef ik goed? Waar word je gelukkig van? De antwoorden verschillen, maar daar kun je een zinnig gesprek over voeren en daarbij kun je het geloof in Jezus heel goed inbrengen. Tot mijn verrassing vinden mensen het prima als je dat doet. Ze zijn best bereid om na te denken hoe ze zich tot Hem verhouden. Niet dat ze daarmee meteen het hele credo beamen, en Hem als opgestane Heer aanvaarden, maar het christelijk geloof is niet per definitie afgeserveerd. Het is als in ‘The Secular Age’ van Charles Taylor – het geloof is één van de opties. Naast de levensvisies van goeroes als Gandhi, of eigentijdse figuren als De Wachter en Verhaeghe.’
De Haagse Zaligsprekingen zette LUX meteen op de kaart. Het was een spraakmakende reeks, met bekende Hagenezen, die elk een eigen netwerk in de stad hadden. Een dansdocent, een arts uit de gehandicaptenzorg, de lijsttrekker van de PvdA in de gemeenteraad, etc. Tijdens een slotbijeenkomst, met alle deelnemers, werden de 8 Haagse Zaligsprekingen gelanceerd. ‘Wat heb je er aan als heel de wereld aan je voeten ligt, maar je bent niet gelukkig?’ Rik: ‘In missionair werk wordt weleens benadrukt dat de Geest voor je uit gaat. Soms gaat-ie voor je gevoel traag. Soms ook overrompelend snel. Dat laatste was bij ons het geval. We besloten ons bewust in het seculiere circuit te begeven, om daar, op het snijvlak van kerk en samenleving, present te zijn. We zoeken naar een open ruimte om het over zingeving te hebben, waarin alles gezegd mag worden. Het christelijk geloof mag dan één van de vele opties zijn, als-ie maar niet aan de zijlijn blijft, of op voorhand wordt afgeserveerd.’ Nu de coronacrisis achter ons ligt, is het tijd voor een nieuw project: Zeven wegen naar compassie – een actualisering van de eeuwenoude ‘werken van barmhartigheid’. Een serie gespreksavonden met Jos Wienen, Jaime de Bourbon Parme, Sinan Can, Merlijn Twaalhoven, en anderen. Omdat het oog ook wat wil, presenteert een kunstenaar elke bijeenkomst een keramiek waarmee het werk van barmhartigheid dat aan de orde is wordt uitgebeeld. En er is live muziek.’ 19 mei gaat de serie van start.
Naast dit programma van de LUX Academy, is er een andere ‘poot’, de LUX Community. Tweewekelijkse tafelgesprekken over het boek ‘Hoopvol leven’ van Gert Jan Roest, meestal bij mensen thuis. ‘En daarnaast zijn er zondagse bijeenkomsten in de prachtige Lutherse kerk, een monument, zo ’n gebouw waar je in vakantietijd ook graag even naar binnenloopt.’ Bezoekers zijn veelal mensen die kerkelijk dakloos zijn (geworden), al hebben sommigen dat kerkelijk dak nooit gehad. ‘Qua liturgie doet het denken aan Noorderlicht. En we proberen in onze vieringen ruimte te creëren voor rituelen en stilte.’
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: door het pionierswerk heeft Rik toch de draad van de theologiestudie weer opgepakt. ‘Ik voerde wekelijks één-op-één-gesprekken over het geloof. En op een gegeven moment kwam de vraag: kunnen we niet op zondag bij elkaar komen? Kun jij dan niet iets vertellen over het geloof en de Bijbel? Eigenlijk ging het over pastoraat en prediking, zij het op een laagdrempelige manier. Die ervaring had ik blijkbaar nodig om mijn weerstand tegen de predikantsopleiding opzij te zetten. De keerzijde is dat ik meer dan voorheen gemotiveerd ben.’