‘Een groot dorp met 18 kerken en dominees in alle soorten en maten, wat moet ik daartussen gaan doen? Nee, als iemand twee jaar geleden had gezegd: “Jij gaat naar Alblasserdam”, had ik gesputterd: “Denk ff na.”’
En nu zijn we er. Vorig jaar augustus deed hij er intrede. We zitten in een hoek van de studeerkamer op de fraai verbouwde zolder van de pastorie. In een andere hoek staat een bureau, met boeken in de aanslag. Aan de wanden een ruwhouten kruis, een doopjurk en een fotocollage uit een eerdere gemeente. In het trapgat een letterbord met de tekst ‘Het is volbracht’, als een dagelijkse reminder. Twee katten houden het bezoek in de smiezen. De heer des huizes zit op zijn praatstoel. Het is voor hem intussen geen vraag meer of hij er goed aan heeft gedaan te verhuizen, vanuit zijn eerste gemeente, Dorkwerd, bij Groningen. Een week na zijn intrede overleed er een meisje van zes. En na het recente drama in Alblasserdam – de dodelijke schietpartij op een zorgboerderij – verleende hij pastorale zorg en stond diverse cameraploegen te woord. ‘Als je zoiets voor je kiezen krijgt, is het maar goed dat je als gemeente een eigen voorganger hebt.
We spreken elkaar over het ambt van predikant (aan de hand van de negen rollen die in ‘Dialoog, dans en duel’ zijn uitgeschreven) maar eerst komen er twee andere thema’s aan de orde.
De aanloop naar de loopbaan
In zijn route naar het ambt stond Michel een paar maal voor een blinde muur. Hij begon zijn loopbaan als scheikundedocent; hij trok nu eenmaal graag met jongeren op en had aanleg voor exacte vakken. In de kerk gaf hij catechisatie, hij werd ouderling. Toen hij op de middelbare school ook godsdienstlessen ging geven – hij had inmiddels HBO-theologie afgerond - kwam de logische vraag op of hij niet verder zou gaan studeren voor het predikantschap. “Als God mij in de pastorie wil hebben, heeft Hij daar zijn handen vol aan”, werd zijn gevleugelde uitspraak om de boot af te houden.
Tot 2009. De GZB plaatste een advertentie voor een evangelist in Antwerpen. ‘Bijna was ik benoemd, toen bij een bezoek in België bleek dat ze eigenlijk iemand zochten met veel ervaring. Miscommunicatie met de GZB, enfin, het ging niet door. De slotsom was wel dat de procedure ons had ‘ontworteld’; het bord ‘Te koop’ had nog net niet in de tuin gestaan. Kort daarna kwam een advertentie voorbij voor een kerkelijk werker in de gemeente in Dorkwerd (Groningen). Gesolliciteerd. Achteraf gezien misschien een te impulsieve actie. Het ging tenslotte maar om een aanstelling voor 12 uur. Toch hebben we het gedaan. Ondanks de crisis op de woningmarkt, konden we ons huis tegen de vraagprijs verkopen en ik vond snel een tweede baan op een school in Damwoude.’
Je werd er voor de leeuwen geworpen.
‘Ja. Door mezelf. Maar ook door de kerk. Nauwelijks was ik benoemd, of er kwam een brief van de classis waarin stond dat ze mij niet zouden moeten aannemen… Het was dan wel niet tegen mij persoonlijk gericht, maar toch een pijnlijke ervaring. “Heb je nog wel in de gaten dat er een mens bij betrokken is?” heb ik de classisvoorzitter nadien gevraagd.
In het synoderaport over het ambt staat een passage dat de kerk soms mensen die geroepen zijn kan belemmeren. Herken je dat?
‘Het ging in dit geval om een gemeente die eigenlijk aan het eind van haar latijn was. Er was nog wat geld, dus dachten ze: laat die man ons nog begraven, daarna houdt het op.
Hoe het ook zij, het voorval bezorgde me een vreemde start. Ds. Sjaak van den Berg (de huidige IZB-directeur, red.), was een naaste collega, met wie ik veel optrok. “De kerkenraad is een kruiwagen met kikkers”, zei hij. “Kijk niet gek op als er één uitspringt.” Hij kreeg gelijk. In het eerste halfjaar zelfs twee keer.’
Je werd ook geacht regelmatig te preken, terwijl je daar nauwelijks ervaring in had. Hoe pakte je dat aan?
‘Door veel te lezen, te studeren en te luisteren. Ik vind het mooi om iets uit de Bijbel te delen, dus het is niet alleen maar een drama, hè. Ooit was ik onbevoegd voor de klas gaan staan; toen het me beviel besloot ik mijn onderwijsbevoegdheid te halen….’
Theo Pleizier zegt weleens: 60% van je preekkunde leer je eigenlijk in je jeugd.
‘Ik groeide op in Zuilichem, in de Bommelerwaard. Stevige orthodoxie, tweemaal per zondag een preek van drie kwartier. Veel lijn zat er niet in. ’s Morgens kon de deur naar Jezus wijd open staan, ’s avonds kon er een slot op gezet zijn, want “dat gaat zomaar niet”. Die verschillen hebben me indertijd erg aan het denken gezet.
Al doende heb ik me het preken eigen gemaakt. De gemeente in Dorkwerd was klein, zeker in het begin. De hervormden kenden er geen trouwe wekelijkse kerkgang. “Als er geen koe moest kalveren, geen verjaardag is en het is een beetje weer, dan gaan we naar de kerk”, die mentaliteit. Dat betekende dat ik soms een kwartier voor kerktijd moest constateren: er zijn nu nul kerkgangers; elke die er bijkomt, is er één…’
Geen succesverhaal.
‘Nee. Het was bikkelen. Door het dieptepunt, doorgaan.’
Toch werd de vraag naar de theologiestudie weer actueel.
‘Af en toe dook het onderwerp op in gesprekken. Op een gegeven moment had ik een gesprek bij de PThU. Daar kreeg ik, ondanks 10 jaar praktijkervaring, geen enkele vrijstelling. Als ik wat anders wilde, moest ik maar naar de commissie ‘singuliere gaven’. Uiteindelijk mocht ik na veel vijven en zessen voor die commissie komen en ben ik toegelaten. Het ondoorzichtige proces gaf me een ongemakkelijk gevoel. Waarom ik wel en anderen, in een vergelijkbare positie, niet?’
Mis je de academische studie?
‘Doordat ik de grondtalen niet beheers, voel ik me wel een beetje belemmerd. Ik heb altijd andere theologen nodig, die me – via hun boeken – uitleggen wat er ‘eigenlijk’ in de tekst staat. Maar ik loop niet met een minderwaardigheidscomplex rond of zo. Ik heb inmiddels ruime preekervaring in de breedte van de kerk. Misschien dat ik ooit nog eens tijd vind om wat te doen aan het gemis aan academische opleiding. In deze gemeente komt het er niet van. Ik voel me al bijna schuldig als ik een ochtend zit te lezen. Het lijstje mensen dat eigenlijk bezocht moet worden is lang….’
Dan nog het andere onderwerp: ‘Die week’, de mei-dagen na de schietpartij. Een man vermoordde op klaarlichte dag twee mensen op een zorgboerderij, het dorp was in shock. Hoe heb je die dagen als predikant beleefd? Hoe ben je ze doorgekomen?
‘Op adrenaline of op de kracht van de Geest. Of allebei.
In de nacht vóór die aanslag waren er twee meiden van 18 en 19 (één van hen was lid van onze gemeente) in het dorp omgekomen; een scooterongeluk na een avondje stappen.
We hadden als gezin een vakantie doorgebracht in Londen en tijdens de terugreis, op de boot, belde een ouderling. Meteen na thuiskomst reed ik door naar het Erasmus ziekenhuis.
Na dat bezoek kreeg ik een telefoontje van een oude buurvrouw uit Groningen. Via haar begreep ik dat er een schietpartij in Alblasserdam had plaatsgevonden…
Hectiek. Cameraploegen. Er werd samen met enkele collega’s uit het dorp een gebedsdienst belegd.
In gesprek met de ouders kwamen we tot een opzet van de rouwdienst. Ik kende het meisje niet persoonlijk; onze gemeente is best groot. Het moest gaan over Prediker: Geniet van het leven…. Ik had spontaan ingestemd met het verzoek, maar het bleek nog een hele worsteling om er een preek over te schrijven, in de geladen sfeer waarin iedereen verkeerde. Prediker benoemt het genieten van het leven in relatie met God. Ik heb de nadruk gelegd op God, die in de kinderdoop Zijn hand op haar heeft gelegd. Op de liturgie stonden liederen die het meisje graag zong.
Die zondag zou er in onze gemeente een belijdenisdienst zijn, die hebben we uitgesteld, wat met zich meebracht dat er ook een nieuwe preek moest worden gemaakt. Ik koos na wikken en wegen voor het verhaal over de opwekking van de jongeling van Naïn, waar ik in mijn vorige gemeente weleens over had gepreekt.
Zaterdagochtend meldden de ouders van het meisje dat ze zondag ook naar de kerkdienst zouden komen. Een uur later belde de NOS, dat ze met een cameraploeg de dienst zouden bijwonen. Zaterdagavond tijdens het eten dacht ik: ik moet een ándere preek maken, want dit kan toch eigenlijk niet…er wordt een jongen opgewerkt en iedereen denkt aan het meisje dat niét opstaat. Een nacht doorwerken – speelt even door mijn hoofd. Onbegonnen werk. Want dan sta ik daar, met een slaaphoofd en koppijn en dan sla ik net bij een zin een verkeerde toon aan…. Toen dacht ik: de Geest moet het doen. Ik heb me proberen te ontspannen. Morgen zien we verder. Het Journaal had uiteindelijk een paar beelden, een flard van een gebed. Heb ik het goed gedaan? Ik weet het niet, ik hoop het.
Later kwam de uitvaart verschillende keren terug in pastorale gesprekken met ouders. “Als het mijn kind was geweest, dan had ik geen geloofsgetuigenis kunnen geven...”
In een doopdienst, het weekend daarop, heb ik gepreekt over de ouders van Mozes, die zagen dat hun kind ‘tov’ was.
Niet om wat zij in hun genen hadden, maar het was ‘tov’ omdat God dat erin had gelegd.
Vijf dagen achtereen kreeg ik een camera voor mijn neus. Veel daarvan is niet uitgezonden, maar je moet wel op scherp staan. De mediacontacten werden overigens goed begeleid door het gemeentehuis. De burgemeester was langsgeweest om te overleggen. “Als jij het trekt, sta dan die tv-ploegen te woord. Jij houdt ze namelijk bij de families weg.” Ik ging er op in, ook al omdat ik niet wilde dat Alblasserdam in één adem werd genoemd met Staphorst, Krimpen aan den IJssel en Urk; waar de kerk wordt geassocieerd met ‘iets achterlijks’.
Alle drukte eiste wel zijn tol. Nadien heb ik anderhalve week nauwelijks iets gedaan. Af en toe trok ik eropuit, om een eindje te fietsen of de toerist uit te hangen.’
Laten we het tweede deel van het gesprek inzoomen op het ambt en de verschillende rollen die je als predikant vervult. Geen uitputtende antwoorden, eerder flarden uit de praktijk.
De exegeet
Welke rol speelt de Bijbel in je leven? Hoe zou je het benoemen: een liefdesverhouding, of een vecht-relatie?
‘Dat laatste zeker, als het gaat over preken. In mijn jeugd domineerde vaak de vraag of het heil wel ‘voor mij’ was. “Hoor ik er nu bij, of toch niet?” Op een gegeven moment heb ik zoveel ruimte gevonden dat die vragen niet meer steeds terugkeerden. Preken en bijbelteksten hebben daar een rol bij gespeeld. Bijvoorbeeld een preek over de tekst: ‘Zie het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt’ (Joh. 1:29). Dat zag ik als het ware gebeuren.
Toen ik 20 was, deed ik mee aan evangelisatiewerk in Zuid-Limburg. Huis-aan-huis spraken we over de Bijbel. Of het dáár veel heeft uitgewerkt, durf ik niet te zeggen, maar het was vormend. Want om het evangelie te kunnen uitleggen, moest je het natuurlijk zelf eerst begrijpen.
Wat mij vaak opvalt, is dat de mensen en situaties uit de Bijbel niet zo heel ver bij ons vandaan staan. Geloven is allerminst vanzelfsprekend; toen niet, vandaag evenmin. “Een christen in de preek is vaak netter dan een christen in de Bijbel”, las ik in ‘Dialoog, dans en duel’. Zo is het inderdaad. Ik werk aan een preek over Mozes, die op een bepaald moment verzucht: “Laat mij maar sterven, want ik heb het echt gehad…” Als een gemeentelid dat nu zou zeggen, zouden we ons ernstig zorgen maken.’
Je herkent de mensen van vandaag in de Bijbel. Je ervaart niet een kloof?
‘Al lezend word je geraakt, kom je iets op het spoor, herken je ervaringen van vandaag. Of je ziet juist het contrast, als bepaald gedrag vér bij ons vandaan staat. Op biddag preekte ik over Daniël, die ondanks de dreigementen doorging met bidden voor het geopende raam. Zouden wij toch niet zo snel doen.’
Wat zeg je dan tegen de gemeente?
‘In de preek zei ik: “Jullie weten dat hier elke zaterdagavond een gebedskring is, in de kerk. Hoe komt het eigenlijk dat je daar nooit bent geweest?” Het werd muisstil in de kerk. Toen zei ik: “Misschien denk je nu: hoe vaak ben jij er eigenlijk zelf geweest? Zal ik het eens zeggen? Sinds ik hier woon: nul keer. Regelmatig neem ik het me voor en dan komt het er gewoon niet van. Ja zeg, zaterdagavond….” Dat brak het ijs een beetje, want ik sla mezelf voor mijn kop.’
Communicatief sterk. Je benoemt de weerstand, en doorbreekt die.
‘Je voelde de ontlading.
Ik heb wel de neiging om met enige regelmaat over minder bekende, onverwachte bijbelgedeelten te preken. Ook omdat er dan beter geluisterd wordt. Dat is uitdagender dan de gelijkenis van de verloren zoon.
Al moet ik toegeven dat je bij zo’n tekstkeuze ook soms halverwege de week denkt: waar ben ik aan begonnen? Ik herinner me een preek over de beren, bij de profeet Elisa. Kerkgangers komen zo’n verhaal ook tegen tijdens het bijbellezen. Daarom moet je lastige verhalen niet uit de weg gaan. Ingewikkeld vond ik het wel. Ik vond een commentaar waarin werd uitgelegd dat hetzelfde woord dat hier voor kinderen werd gebruikt, bij Salomo wordt gebezigd om zijn raadgevers aan te duiden. Ik vermoed dan ook dat de kinderen bij de profeet Elisa eerder opgeschoten hangjongeren waren, dan knikkerende kleuters.’
De mysticus
Welke plek heeft de beleving, de vervoering in je prediking? Is die er op de kansel? Of vooral tijdens de voorbereiding?
“Jij preekt heel makkelijk”, zei een ouderling eens tegen me. Dat mag zo lijken, maar kom maar eens langs doordeweeks, dan zie je de spanning. Anderen beleven die op zondagochtend, ik gelukkig niet. Als de preek eenmaal uit de printer gerold is, dan wil ik graag dat het zondag wordt. Maar vóór het zover is, ervaar ik de spanning: hoe krijg ik grip op de tekst?’
Kan een preek je emotioneren, op de kansel?
‘Ja, al ben ik vrij nuchter. Iets kan me innerlijk raken, zonder dat de gemeente veel emotie waarneemt.
We waren hier nog niet zo lang, toen ik tijdens een doopdienst preekte over de gelijkenis van het mosterdzaad. Bij de voorbereiding trof me dat het niet zozeer gaat om de langzame groei, maar om het onverwachte effect, dat uit zo’n onooglijk zaadje een grote boom ontstaat. Je moet het loslaten. De nacht vóór die preek was één van mijn kinderen behoorlijk aangeschoten thuisgekomen. Zondagochtend riep ik ‘m uit bed. “Kom op, ga mee”, maar dat werd ‘m niet. Toen realiseerde ik me wat ik even later zou verkondigen. Je moet het loslaten.
Als predikant moet je een soort professionaliteit aan de dag leggen. Als docent voor de klas kun je ook weleens niet lekker in je vel zitten, maar dat hoeven de kinderen niet te merken. Het is een verborgen werkelijkheid.’
De theoloog
Wat zou je willen dat gemeenteleden van je leren?
‘Dat het vandaag op volharding aankomt. Ergens raakt het me dat ikzelf ben opgegroeid en opgevoed in een geestelijk klimaat waarin de bijbelwoorden als vanzelfsprekend klonken. Dan bedoel ik niet hoe ze ontvangen werden, maar hoe ze werden voorgelezen of geciteerd. Vergelijk dat eens met vandaag. We hebben meer dan ooit een tweede dienst nodig, maar we komen gewoon niet meer. En de bijbelpodcasts van ‘Eerst Dit’ die je op de fiets kunt luisteren zijn prachtig, maar zijn ze niet een vervanging geworden voor het persoonlijk bijbellezen? Ik spreek (belijdenis)catechisanten die van harte God willen dienen, maar ik hoor hoe moeilijk ze tijd weten te vinden om te bidden en de Bijbel te lezen. Geloof vraagt vandaag veel volharding.’
In Dorkwerd bloeide de gemeente zo op, dat je na verloop van tijd de tweede dienst weer hebt ingevoerd.
‘Ja, al is het wel zaak om goed te kijken wat je in een tweede dienst biedt. Afgelopen zondag hadden we hier een kerk- en schooldienst, bij wijze van experiment ’s middags. Ik zag behoorlijk wat gezinnen, die ook ’s morgens in de dienst waren geweest. In Dorkwerd stelde iemand eens voor om niet zondagavond maar woensdagavond een tweede dienst te beleggen. Aandacht van de ziel voor Christus, het blijft een gevecht.’
Je hebt je weg als predikant voor een belangrijk deel werkendeweg gevonden. Zijn er theologen die je hebben gevormd?
‘Ik lees een breed scala aan theologen. Nico ter Linden gebruik ik heel graag bij de voorbereiding, hij staat in de boekenkast naast Matthew Henry, om maar eens iemand te noemen. Ik pik van ieder wat mee. Een beeld dat ik kan gebruiken, om er op door te borduren.’
De mens
Hoe zit jij existentieel in een preek?
‘Pas zei iemand tegen me: “Jij bent op de preekstoel niet anders dan daarbuiten”. Heel gewoon dus eigenlijk.’
Stel, je preekt over ‘zonde’, reflecteer je dan in de week voorafgaand op je eigen zonden, of preek je erover met een zekere afstand? Met andere woorden: merkt de gemeente je persoonlijke existentiële betrokkenheid?
‘Ja. Het lastige is natuurlijk bij een begrip als zonde, dat het zo platgeslagen is. Een deel van de gemeente zegt: “Hè gelukkig, hij zegt het weer”. Een ander deel vraagt: “Mot dat nou weer?” Kunnen we het ook zo verwoorden dat we allemaal diep geraakt worden door ons falen? Paul Visser omschreef zonde eens als: dat God mij gewoon koud laat, omdat ik zo vervuld ben van mezelf. Zoiets.’
Ben je wel eens afwezig in je preek?
‘Afwezig vind ik een groot woord. Ik vind wel dat je niet je twijfels over de gemeente kunt uitstrooien. Je bent geroepen om de tekst uit te leggen. De liturgie, de gebeden en liederen, helpen me trouwens, als het hierover gaat.’
De combattant
Ga je het gevecht aan, in preken?
‘Dominees zijn door de bank genomen ‘zorgers’. Ik heb dat minder; ik vind dat er af en toe iets scherps gezegd moet kunnen worden. Als het maar niet té wordt. Voorzover er sprake is van een ‘gevecht’, is het vooral een gevecht hoe de dingen zó verwoord dat het niet te grimmig wordt, maar een beetje vriendelijk blijft.’
Waarom moet het vriendelijk zijn?
‘Omdat je wel een relatie moeten houden met de gemeente.’
De vraag naar het ‘gevecht’ is ook een vraag naar de machten. Welke macht zie je vooral de gemeente bedreigen?
‘De eindeloze verstrooiing. Hebben we nog aandacht voor God? Kan Hij onze aandacht nog vangen? Is Jezus doordeweeks nog ergens ‘in beeld’? Aan zulke vragen kan ik bijna onderdoor gaan. Tegelijk realiseer ik me: de Geest heeft al de eeuwen door zijn weg en werk gevonden, zelfs in de eeuwen waarin mensen niet eens konden lezen.’
Je probeert niet in de smartphone-verstrooiing te interveniëren, bijvoorbeeld met een filmpje?
‘Zo creatief ben ik niet. Maar dat is het niet alleen. Ik herinner me ook uit de tijd dat ik in het onderwijs werkte, dat leerlingen vroegen of ik wat ging vertellen, “want we hebben al zeven powerpointpresentaties en filmpjes gezien vandaag”. De waarde van een kerkdienst vind ik ook de rust. Ga zitten, laat me je wat zeggen en uitleggen. De preek heeft volgens mij ook structuur nodig. Ik preek altijd in drie punten, met een tussenzang. Even een onderbreking, met name jongeren waarderen dat. De vorm werkt voor mezelf ook structurerend.’
De missionaris
Een preek doet ‘een gooi naar de ziel’, het is een gevecht om het heil. Bekering, verloren gaan – spelen dat soort noties een rol in je preken?
‘Ja, al heb ik een groot vertrouwen in God, die ruim denkt, wel ruim móet denken, anders wordt er niemand gered. De afgelopen zondagen waren er telkens nieuwkomers in de kerk, die me na afloop aanschoten. Een stel, twee zeventigers, dat voor het eerst in de kerk kwam. Een andere zondag een man, die woorden had opgeschreven die hij niet kende. Genade, bijvoorbeeld. Prachtig, zulke ervaringen. Ik hoop dat de Geest de woorden van Christus in hun hart legt en op een bepaald moment weer laat bovendrijven.’
De mogelijkheid van ‘verloren gaan’ is een realiteit. Niet alleen voor dorpsgenoten die nooit in de kerk komen, maar ook voor kerkgangers. Zonder daar meteen wanhopig van te worden; het zaad van het woord heeft kracht en doet z’n werk.’
De communicator
‘In een interview in een plaatselijke krant had ik lezers uitgedaagd:
“Wie wil zien hoe het er aan toegaat in een dienst, komt gewoon een keer kijken. En als je het niks vindt, dan ga je halverwege weer naar huis”.
“Straks vertrekken allerlei mensen tijdens de dienst, dat kan nog onrustig worden”, zei een kerkenraadslid.
“Dacht je dat nou werkelijk? En aIs iemand dat doet, wat maakt het uit? Laat mensen alsjeblieft proeven…”
‘In de periode na corona verspreidde de burgerlijke gemeente van Alblasserdam huis-aan-huis een bonnenboekje over ‘Gezond leven’. Ik liet er een bon in opnemen met de foto van het kerkgebouw en een kop koffie: Open voor een vertrouwelijk gesprek. De opmaker van de bon had mijn foto erbij gezet.
“Mot dat nou?” sputterde ik.
“Ja, dat mot.”
Een paar dagen na de verspreiding laat ik de hond uit, komt er een zeventiger langsgefietst.
“Jij bent toch die dominee uit het boekie?”
“Ja joh…”
“M’n vrouw heeft een beetje een christelijke achtergrond. Ik heb een bijbel gekocht, maar ik snap er niks van man. Nu lees ik een kinderbijbel, is dat dan goed?”
Lang verhaal kort: sinds Pinksteren is hij elke zondag in de kerk.’
De benedictus
Hoe beleef je de zondag?
‘Focus je niet op de mensen die er niet zijn, maar op degenen die er zijn en die het goede dat ze in de dienst hoorden doorvertellen. De kerkdienst is ook een moment van ontspanning. Je hoeft even niks – al ben ik niet van de paratheologie waarin die uitspraak om de haverklap wordt herhaald - wij verwachten het niet van onszelf, maar van God. Ik geniet ervan om met de gemeente samen te zijn, om de woorden van God te delen. Ook om bewust te bidden voor het dorp – als de priesters uit het boek van Stefan Paas; dat vind ik wezenlijk.
En we worden echt gezegend. Dat is een belangrijk moment in de dienst, bijna iets sacramenteels. God wil met ons meegaan, Zijn aangezicht over ons doen lichten en ons genade geven. Dat is geen toverspreuk, maar de zegen wordt wel effectief als je Bijbel opengaat, als je je leven op Hem richt.’
Kees van Ekris
Koos van Noppen