Alles in Hoornaar ademt rust op de vroege novemberochtend. Geen mens op straat. Onwennig gewoon, want nog maar een paar minuten geleden zaten we op een volle snelweg. We zijn het adres even vergeten, maar de pastorie zal wel naast de grote kerk staan. Bij de T-splitsing links en jawel, daar staat het juweel te stralen in de zon. Naast de voordeur een raamposter. Een toerustingsavond over opvoeding. De deelnemers zullen ophoren van de inzichten van Homerus en Plato.
‘Een volkskerk met een grote openheid naar randkerkelijke en niet kerkelijke inwoners’, noemde dr. Huib Klink de Hervormde gemeente hier, waar hij al meer dan 30 jaar aan verbonden is. Alleen vanwege zo’n typering, zouden we hem weleens willen spreken. Neem ons ’s mee naar dat dorp…
Maar zodra in de serre de koffie is gedronken, neemt hij ons mee naar eh… Italië. Tegen Van Ekris: ‘Heb je die dikke biografie van Giussani in het Engels gelezen? Taai? Dan had je het Italiaanse origineel moeten nemen. Dat leest veel makkelijker, sprankelender. Italianen kunnen zo prachtig schrijven….’
Recent schreef Klink nog in Ecclesia, zijn lijfblad (hij is sinds 1997 eindredacteur en gangmaker van dit orgaan van de stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge): ‘Wie de moderne mens wil aanspreken, doet er goed aan het moderne levensbesef te peilen. Maar minstens zo belangrijk is dat men kennis heeft van waar de moderne mens van vervreemd is. Ik denk aan de authentiek Europese traditie die belichaamd is door Socrates, Plato, Augustinus, Dante, Luther, Hamann, Kierkegaard, Foerster, Guardini, Giussani, etc.’
Daar is-ie weer: Luigi Giussani, de 20e-eeuwse Italiaanse priester (1922-2005), die zich teweer stelde tegen de grote ideologieën en onder wiens bediening een opwekking onder jonge mensen plaatsvond. Hij blijkt slechts één van de vele favoriete Italiaanse auteurs van Klink. ‘Ik heb me het Italiaans vrij snel eigen gemaakt, ook al omdat ik tijdens vakanties zag hoeveel goede boeken in die taal verschijnen. On-voor-stel-baar! Vergelijk het aanbod van de boekhandels in Rome eens met die in Oxford. De Italianen overklassen ze op alle terreinen!’
Volgt een hooggestemde lofzang op de Italianen als cultuurminnaars. ‘Zij hebben een filosofisch sentiment. Ik kocht bij een handelaar op straat een tas. Terwijl ik mijn boeken uit een plastic tas erin overhevelde, riep hij: “Hé, u leest Dante…?” en hij begon spontaan uit het hoofd te reciteren. Even later maak ik in een winkel een praatje met een kledingverkoopster. “Dante is prachtig. Maar leest u ook Manzoni? (1785-1873, red). Dat is zo mooi!” En terwijl mijn vrouw Gerda en ik aanstalten maakten om verder te gaan, vroeg de vrouw: “Kent u Leopardi? (1798-1837, red.) Hij is misschien wel de beste. Zo overtuigend en fijnzinnig.” In een boekhandel vond ik later een klein boekje van Alessandro d’Avenia: ‘Hoe Leopardi je leven kan redden’. Het zijn brieven van een leraar aan jongelui, over levensvragen. Die d’Avenia (geb. 1977) schreef een knap debuut ‘Wit als melk, rood als bloed’. Vraag je aan willekeurige jongeren in Italië of ze d’Avenia kennen, antwoorden ze zonder uitzondering bevestigend.
Nog één voorbeeld: ‘In een instituut in Pesaro worden jongeren opgevangen die zich aan een leven met drugs hebben weten te ontworstelen. Ik ken het centrum goed, de leidinggevende was een vriend van Giussani. Er zijn een paar boeken verschenen met getuigenissen van die jongeren over hun leven. Zegt een meisje: “Ik, die vroeger altijd de belangrijkste en de grootste wilde zijn, ik heb het antwoord gevonden. Ik was een klein meisje, terwijl ik groot was in mijn vragen.” Welke Nederlandse jongere zegt nu zulke diepzinnige dingen?’
Waar komt dat door, denk je, dat Italianen zich wel zo weten te uiten?
‘Lastig te zeggen…ze kennen een soort Empfinden. Als ik hun teksten aan mijn catechisanten laat lezen, via de beamer, slaat dat bij hen aan. Italianen hebben een culturele voedingsbodem. Elke Italiaan kent Dante, Leopardi. Als Giussani tijdens zijn opvoedingsavonden met jongeren gedichten van Leopardi las, dan reikte hij hen iets aan, maar tegelijk bóórde hij ook iets aan. Dat kennen wij zo niet.’
We zagen bij de poster naast de voordeur dat je op jouw manier iets dergelijks probeert, met avonden hier op het dorp.
‘Ja, toerustingsavonden over opvoeding. We laven ons aan inzichten van Homerus en Plato. Hier in Nederland vinden we dat wat vreemd, maar in Italië zou niemand er gek van opkijken. Plato schrijft over hoe je moet omgaan met een huilbaby, of over de functie van straf in de opvoeding. Magistraal, die wijsheid.’
Heb je geen behoefte om zulk aanbod meer te exploreren en breder aan te bieden?
‘Ja, misschien via een podcast. Maar hier wreekt zich dat ik niet zo’n organisator ben. Ik ben met zoveel dingen tegelijk bezig en ben geen Abraham Kuyper en heb niet het charisma van Giussani; hij boeide en intrigeerde. Er speelt ook mee dat we in Nederland echt een ander geestelijk klimaat kennen. Veel is ingekaderd in structuren. Op het kerkelijk erf heb je de Gereformeerde Bond, als orthodoxe stroming binnen de PKN. Ik ben dankbaar dat de bond bestaat, maar zij zullen zich niet zo snel aan deze materie wagen. Dan is er de evangelische beweging – mijn beste vrienden zitten daarbij, maar zij zelf zeggen ook: “Het is bij ons zo marginaal. Alles is op de persoon gericht: als ik maar geloof, als ik maar behouden ben.” Het ontbreekt aan visie en ondergrond. In het Nederlandse kerkelijke landschap ben je aan zulke organisaties gebonden, wil je ergens bij horen. Wat overstijgt nu deze structuren? Daar is nauwelijks ruimte voor. Dat is naar en pijnlijk. Je weet dat er zoveel meer is, wat niet de kans krijgt om te rijpen.’
Het kan ook een soort eenzaamheid geven, als het voor je gevoel permanent laagtij is.
‘Ja, ik lijd er wel een beetje onder, ja.’
Om ‘geestelijk bij te tanken’ moet je naar Italië. Of je vlucht je boekenkast in.
‘Ja. Dan lees ik Kierkegaard. In de zomer na het eindexamen van de middelbare school heb ik alles van hem in één ruk gelezen. Fascinerend. Het hielp me in mijn persoonlijke vragen. In die periode las ik ook Groen van Prinsterer, die me hielp om de tijd te duiden. Hij gaf houvast; daar had ik behoefte aan.’
Daarmee raken we aan het gevecht met de tijdgeest. Hoe doe je dat het beste? Door te diagnosticeren – dat gebeurt volop – door de prediking, door gebed? Of moet je onderkennen dat de tijdgeest ons misschien wel te groot en te machtig is?
‘W. Aalders zei eens: “Belijden is het uitkomen voor de waarheid, waar het uitkomen voor die waarheid ook met lijden gepaard gaat”. Elke tijd heeft zijn eigen geding. Als ik vandaag over de drie-eenheid begin, zal niemand me daarover lastig vallen. Maar er zijn andere zaken waar je heel gemakkelijk controverses over kunt krijgen. Het is de vraag of het verstandig is om er het debat over aan te gaan. Het WK-voetbal in Qatar? Het is gênant dat de Fifa pas laat erkende dat er grote aantallen doden zijn gevallen bij de bouw van stadions. Moet je beginnen over de one love armband? Over het speldje dat de minister daar droeg?
De tijdgeest is machtig, ja. Wij hebben alles over voor ons gemak; alles moet aanspreken, moet een goed gevoel geven. Neem de transgenderkwestie. Als een enorme inktvlek breidt die zich uit, in een onwaarschijnlijk tempo. Is dit nog normaal? Op dat punt vind ik belijden van betekenis, ook al om het tot de juiste proporties terug te brengen.
Wat ik als symptoom van onze tijd het ergste vind, is dat het evangelie vaak wordt verdund tot een goed gevoel. In deze weken bereid je Kerstpreken voor. In welke context doe je dat? Wat zijn de vragen? Is de boodschap dat God ‘alles goed komt maken’? Kohlbrugge zegt ergens: wij bouwen een prachtig huis, God mag er nog een gouden koepel op komen zetten.
In elke slogan gaat het tegenwoordig over ‘samen’, terwijl er nooit eerder een tijd is geweest met zoveel controverses. Het is de moeite om daar doorheen te prikken om wezenlijke vragen aan de orde stellen.’
Is de preek daarvoor een geëigend middel?
‘Dat denk ik wel. Maar het risico is aanwezig dat je daarbij louter een negatieve houding aanneemt. Alleen maar zuur, anti. Mij helpt de context waarin het evangelie klinkt, in de Bijbel. Als je die belicht, komt ook de bevrijdende boodschap binnen. Exegese is niet alleen maar de beweging maken van toen naar nu. Het gaat erom dat je zicht hebt op de context waarin de woorden destijds zijn gehoord of opgeschreven. Dan valt ook licht op wat er vandaag vanuit de tekst kan worden gezegd. Daarvoor moet je in je preek dus eerst bij de toenmalige context stilstaan. Vanwege mijn historische belangstelling heb ik de neiging om dat onderdeel te lang te maken. Maar ik wil ook dat mensen het begrijpen en ik denk dat de boodschap dan pas goed overkomt.’
Bij overdracht van kennis of exegetische informatie is de aandachtsspanne heel beperkt. De verleiding is groot om het dan maar af te raffelen.
‘Zoals iemand eens zei, over een predikant: “Hij houdt van geschiedenis, want soms denk ik: oké, nu heeft-ie de geschiedenis achter de rug, nu begint de échte preek”.’
Je hebt inmiddels 35 jaar preekervaring. Welke ontwikkeling zie je in dit onderdeel van je ambt?
‘Steeds meer ben ik ervan overtuigd geraakt dat de liturgie minstens zo wezenlijk is als de preek. De liederen en gebeden moeten een zekere rust en eerbied uitstralen. Mijn tweelingbroer Ab woont in Tübingen (D) en hij vertelt over de diensten die hij daar bijwoont: de liturgie is al een preek op zich; die stemt je ziel af op God. In zo’n context kan ik makkelijk preken. Veel makkelijker dan in een volle bak, met veel drukte.Een prachtig oud kerkgebouw, zoals hier, doet er ook toe. Ik ken gemeenten waar het altijd rumoerig is. En dan de hoeveelheid mededelingen en aankondigingen voor de dienst en soms de toespraak voor de kinderen vlak voor de preek…. Daarbij voel ik me als een paard dat wil gaan draven, maar telkens wordt opgehouden.‘
Dus: snoeien in de mededelingen en in de liturgie.
‘Ja, laat alles in dienst staan van de rust. Daar is behoefte aan, want de ziel moet worden aangesproken. Christus zegt in de evangeliën: “Al wat de Vader mij gegeven heeft, zal tot Mij komen.” Dat is geen verkiezingsleer. Hij heeft zichzelf op het oog: spreekt tot zichzelf, als een troost: al wat de Vader mij gegeven heeft, zal tot Mij komen. Dat geeft rust.’
Beleef je het zo dat jij als voorganger de resonantie meedraagt of meebrengt. Of is die er al?
‘Beide, het één staat niet los van het ander.’
Je kunt ook machteloos zijn, als het te lawaaierig is, te druk.
‘Ja. Dat voel je dan al op de kansel. Ds. L. Kievit uit Putten was een goede vriend van me. Hij zei: “Een enkele keer weet je het al tijdens het gebed om de opening van het Woord: het wil niet.” Het kunnen kleine dingen zijn, je moet oppassen dat je je er niet door laat meesleuren. Want je kunt je er ook in vergissen. Toch had Kievit een punt.’
Ds. G. Boer zei eens dat er een ‘nee’ in de tijd kan zitten. Dat alles wat je doet of zegt niets uithaalt. Zou je dat soms tot een kwestie van de gemeente kunnen maken? Dat je zegt: Gemeente, voelt u dat ook? Of: we zingen een lied en spreken een gebed uit, want er zit iets in de atmosfeer wat hindert.’
‘Dat doet denken aan de Vroege Kerk. Daar zou dit zomaar hebben kunnen gebeuren. Eén van mijn evangelische vrienden zou het ook kunnen doen.’
Los van de rust en de atmosfeer van de liturgie is er de preek zelf. Zie je daarin bij jezelf bepaalde ontwikkelingen? Waar komt het vandaag op aan?
’De thema’s waar ik als jongeman mee bezig was, spelen nog steeds. Er zijn teksten waar ik vroeger niet helemaal uitkwam - dat kon me machteloos maken! – die zich na jaren opeens voor je openen. Dat maakt me dankbaar. Het geeft me een impuls om door te gaan.’
Geef eens een voorbeeld.
‘Bijvoorbeeld, de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar. Daar had ik altijd een bepaalde gedachte bij: zo moet je het uitleggen. Dan ga je bezig met de tekst, dan ontdek je dat het op een veel natuurlijker manier kan, die recht doet aan wat Christus bedoeld heeft. Defarizeeër rechtvaardigt zichzelf, hij ziet die ander niet staan; de tollenaar heeft zondebesef. Als je ze zo ‘neerzet’, staan ze los van elkaar, behalve dat de farizeeër de tollenaar veracht.
Maar waar die farizeeër geen rekening mee hield is, dat die tollenaar hem wel iets te zeggen kunnen hebben. Als hij langs hem was gelopen zou hij hebben kunnen horen: “O God, wees mij zondaar genadig”. Die man daar zou wel eens veranderd kunnen zijn. Er zou wel eens iets in zijn leven plaats hebben kunnen grijpen. Hij was er niet op bedacht dat God dat kan bewerken.
Bij zo’n uitleg vermijd je de stereotypering en help je hoorders om zich te identificeren met de hoofdpersonen in de tekst. Als ik zo nieuw zicht krijg op zo’n tekst, stemt me dat dankbaar.’
En hoe ontvang je dat nieuwe zicht? Vooral door studie?
‘Ja, maar ook door zelf meer mens te worden. Door niet vanuit vooronderstellingen en vooroordelen te denken. Het mooie is: het evangelie maakt je meer mens, je krijgt meer gevoel voor hoe de dingen echt zitten. Dat is mijn ervaring.
Je hebt niet in de hand in hoeverre je eigen ziel is afgestemd op de geheimenissen van het evangelie. Dat kun je niet zelf bewerkstelligen, het is telkens weer een geschenk. Maar - dat is het dubbele erin - naarmate je er meer vat krijgt op het evangelie word je uitleg ook gewoner, dichter bij het leven. Minder theologisch, meer existentieel. Authentiek existentieel. Zo preken dat je dingen openlegt, dat kun je niet forceren, het valt je toe. Je kunt er wel om bidden.’
Ervaar je dat als een last?
‘Ja.’
Want je voelt dat je elke week de gang hebt te maken naar die menselijkheid en die eenvoud. Dat is ook heel veel overwinnen in jezelf. Tegen grenzen aanlopen.
‘Ja precies, tegen een grens aanlopen, ja, inderdaad. Maar het is gek hè, je krijgt die attitude, je leert er mee leven, omdat het ook je roeping is. Dat voel je: het hoort erbij. Aalders zei eens tegen me: “Er gaat geen preekvoorbereiding voorbij of er komt een moment waarop je denkt: ik moet het maar laten zitten, want ik kom er niet uit. En dan begin je eruit te komen”. Vond ik heel herkenbaar.’
Je bent hier ruim dertig jaar predikant. Hoe hebben de hoorders van Hoornaar veranderingen gemerkt?
‘Wat ik al zei: de thema’s zijn dezelfde en wat ik erover te zeggen heb ook. Al sinds mijn studietijd vind ik dit een heel belangrijk thema – ik weet dat het op het eerste gehoor gek klinkt: ik vind de wet bijna nog belangrijker dan het evangelie. Omdat de wet in onze cultuur aan het eroderen is. De wet geeft houvast. Er zijn mensen genoeg die dankbaar zijn voor de maatschappelijke orde en voor de wet, ook nog los van het evangelie.
In Ecclesia heb ik geschreven over Maria, die verloofd was met Jozef. Gericht op het huwelijk. Ze voelde zich al begenadigd, om het leven te gaan delen met Jozef, zwanger te worden, kinderen te krijgen. Al die gevoelswaarden, geweldig. En dan komt op een dag de engel Gabriël, die haar ‘begenadigd’ noemt. Zo plaats je het bijzondere in het gewone. Ook in het heidendom komen we dat tegen. Ik heb een mooi boekje waarin wordt beschreven hoe de geboorte beleefd werd in Rome, in de tijd van Paulus. Een jonge vrouw zit te neuriën bij een wieg. Ze weet dat de schikgodinnen erbij zijn als haar kind net geboren is; zij weven een draad door zijn leven. Zijn levensloop is al bepaald door de goden, daar moet ze eerbiedig mee omgaan. Bij alle aberraties zit er een dankbaar element in. En dat wil ik opdiepen. Dat bedoel ik met de wet. De wet is verankerd in de schepping en de schepping is de achtergrond waarbinnen het evangelie resonantie krijgt. Gaandeweg mijn predikantschap heb ik daar meer oog voor gekregen. Wat ik te zeggen heb, heeft meer handen en voeten, meer body gekregen.’
Als de wet verankerd is in de schepping en als de verloving, de liefde, het neuriën bij een wieg, als daar al goedheid in zit, wat is dan evangelie? Of is dat evangelie?
‘Nee, ik zou dat nog niet evangelie willen noemen, dat dankbare besef. Ik heb in dat artikel geschreven: Maria kende dit nog veel beter en authentieker en zuiverder, omdat men in Israël de Schepper kende. Maria kende de Schepper, vanuit de wet, en leefde daar in dankbaarheid bij. En dan komt het evangelie, de boodschap van de engel: Maria, je zult zwanger worden. Wat daarmee gemoeid was, had zij natuurlijk nog lang niet helemaal door. Ze wist dat Messias, het koninkrijk van God zou komen – dat is het thema in het begin van het evangelie: het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Daar ging een tijd van verwachten aan vooraf. Meer dan voorheen heb ik daar oog voor. Het evangelie van zondenvergeving komt niet – pats, boem! – uit de lucht vallen.
Dan verschijnt Christus en dan krijg je die dynamiek dat Hij niet wordt aanvaard. Dan gaat de zondekennis, de verdieping, zich pas echt ontwikkelen. Die diepere dimensies moeten het eerdere, meer alledaagse, niet overwoekeren. Je kunt met het evangelie de wet zomaar laten eroderen. Dan doe je de werkelijkheid geen recht.
Het evangelie bevestigt de wet; het komt er niet voor in de plaats. Dat is een groot gevaar in de theologie, vooral aan de protestantse kant, dat het evangelie zo overwoekert, dat de wet en de schepping, als eigenstandige waarden, niet meer gezien worden. Dat vind ik een van de grootste mankementen in het protestantisme.
Daar kon wel eens die link liggen naar de Italianen en de Rooms-katholieke traditie. Zij hebben veel meer waardering voor de schepping. Een van de belangrijkste citaten van Calvijn vind ik in boek IV van de Institutie, waarin hij als rechtsgeleerde in één zin op een sublieme manier schepping, wet, geweten en evangelie bij elkaar brengt. De schepping en de wet staan niet tegenover elkaar, ze liggen in elkaars verlengde.
Als de slager op het dorp vroeger een noodslachting moest verrichten, reed hij door het dorp om aan te kondigen dat er ‘vanavond goedkoop vlees’ was te krijgen. Op een gegeven moment gebruikte hij daar een megafoon voor, dan was zijn aankondiging overal te horen. De wet is volgens Calvijn zoiets als de megafoon van de schepping. De schepping zegt wel in je geweten hoe of dingen zijn, maar de wet prent het je nog eens in, op megafoonsterkte. Daarom kan ik ook het gewone leven enorm waarderen. Alleen: de zonde is zo sterk dat het gewone leven eraan te gronde gaat. Huwelijken die op de klippen lopen, kinderen die ellende ondervinden. De zonde maakt altijd stuk, ook in het gewone leven. Het evangelie is een kracht die ook het gewone honoreert. Kijk maar eens hoe Christus spreekt tegen de Samaritaanse vrouw: ‘Ga naar huis, breng uw man.’ Ze heeft in de gaten dat er dingen niet kloppen in haar leven. Maar dat voltrekt zich op een heel natuurlijke manier.’
Dus jouw stem klinkt in deze naar decadentie neigende cultuur antithetisch en kritisch, maar je stem als theoloog en gelovige is eigenlijk heel harmonisch?
‘Ja, omdat je recht wil doen aan wat er in de schepping is, waar iedereen een zintuig voor heeft.’
Kan dat besef niet doven, uitsterven?
‘Nee, dat kan niet sterven. Om nog eens een actueel voorbeeld te noemen: de discussie over homoseksualiteit kan niet uitwissen dat alleen een man-vrouw relatie het in zich heeft om een kind te krijgen. Die dimensie kun je niet wegredeneren, dat is het scheppingsgegeven, het natuurlijke. Dat kun je ook benoemen zonder antithetisch te spreken, want dat verzuurt alleen maar. Je kunt het positief benoemen.’
De aansluiting bij het natuurlijke, de schepping, heeft ook een hele missionaire kant. Het kan een brug zijn naar mensen die niet tot de kern van de kerk behoren. Hoe doe je dat, hier op het dorp?
‘Een onkerkelijke mevrouw zei eens een keer tegen me: “U bent eerst mens en dan pas dominee.”
Die kun je in je zak steken!
‘Vond ik ook. Ze doelde op een zekere toegankelijkheid voor de gewone dingen, zonder dat je gelijk al weet ‘dit moet en dat moet niet’. Mogelijk is het een voordeel dat ik niet heel kerkelijk ben opgegroeid. Mijn vader en moeder gingen niet altijd elke zondag; dat deden ze pas later, mede door ons, mijn broer en ik. Ik kom uit een eenvoudig milieu, mijn ouders stonden midden in het leven. Er was geen voorgeschreven, dogmatisch christendom. De persoon van Christus heeft mij vanaf de tijd van de kinderbijbel aangesproken.’
Voor een intellectueel ben je voor dorpsbewoners zeer benaderbaar.
‘Dat ervaar ik wel zo, ja. Ik schakel makkelijk met allerlei mensen. Ik zat eens ’s morgens in mijn studeerkamer een Griekse tekst van Plato te lezen en nog geen kwartier later zat ik hier op het dorp bij een vrachtwagenchauffeur, die vermoedelijk nog nooit een letter gelezen had. Heerlijk. Op een ‘natuurlijke’ manier heb ik zo contact met dorpsgenoten. Als ik hoor dat iemand ziek is, ga ik er langs. Ook bezoek ik wel dorpelingen die in het ziekenhuis liggen. Dat is geen strategie of zo, je bent begaan met medemensen, daar handel je naar.’
Dan helpt het uiteraard dat je hier 30 jaar werkt. Je voelt je niet geroepen te verkassen?
‘Meer dan eens vroeg men mij of ik een beroep in overweging wilde nemen en juist toen waren er dingen die mij ingaven ik het niet moest doen. Ik ga het nu niet allemaal uit de doeken doen. Het heeft ook te maken met Gods leiding in je leven. Welke gelovige overlegt er niet met de Here God over z’n leven?’
Je hebt een eigen manier van communiceren – door je komaf, door hoe je in het leven staat. Daarmee krijg je toegang tot mensen. Ook tot de jongere generatie, zeg: twintigers en dertigers? Hun wereld is soms zo wezensvreemd aan de zaken waar we het in dit gesprek over hebben. Of ervaar je dat anders?
‘Een collega-predikant uit de regio hier had een poosje op Tiktok gezeten. “Je wordt helemaal die wereld ingezogen”, vertelde hij. “Voor je het weet, ben je er een uur aan kwijt.” Ik las van een Amerikaanse filmster die zei dat ze medelijden had met jonge mensen die de ganse dag aan hun mobiel gekluisterd zijn, om te zien hoe ze beoordeeld worden en of ze ook ‘in’ zijn. Die ervaringen heb ik niet.’
Belemmert dat je communicatie?
‘Op catechisatie merk ik dat gek genoeg niet. Ik merk wel dat corona diepe sporen heeft getrokken. In kerkgang, in betrokkenheid. Ligt het alleen aan corona? Ligt het aan mij? Dat vind ik lastig te duiden.’
Het blijkt dat predikanten er ook nog wel eens alleen voor staan in die vraagstukken over de matheid die je registreert, het verschralen van het geloofsleven thuis en in de gezinnen. Is het in de kerkenraad een gespreksthema?
‘Jazeker.’
De opvoedingsavonden die je organiseert raken hier ook aan. Organiseer je die voor Hoornaar of breder?
‘Ze staan open voor iedereen. In de praktijk zijn het veelal gemeenteleden.’
Je zou zo’n serie ook in het dorpshuis aan kunnen bieden, als een soort Open Universiteit.
‘Dat heb ik overwogen. Misschien volgend jaar.’
Verschijnt de oogst van die avonden ook in boekvorm?
‘Dat weet ik nog niet. Ik schrijf sowieso al veel, maar dan voor Ecclesia. Als ik die taak niet had, zou ik veel meer kunnen publiceren in boekvorm. Nu moet ik om de twee weken een artikel schrijven en daarnaast heb ik dan ook de eindredactie van het blad, dus dat vraagt best veel. Daarnaast studeer ik veel, ik verdiep me in de Politeia van Plato. Ik heb er bepaalde gedachten over, waarvan ik denk: waarom ziet niemand dat nou? Daar wil ik wel graag een boek aan wijden, maar waarschijnlijk pas na mijn emeritaat. Want er komt in mijn huidige weekagenda veel te veel tussendoor. Straks bijvoorbeeld, heb ik een telefonische afspraak met een jonger iemand die ik al sinds jaren zowat elke dag probeer bij te sturen. Ze is vaak ontredderd en staat vrij alleen in het leven. En zo heb ik nog een paar pastorale contacten die veel tijd en aandacht vragen. Zulke dingen gaan nu voor.’
Je hebt een cultuurkritische inslag. Onze indruk is dat je door bepaalde nieuwsitems opeens even voelt hoeveel potentiële dreiging er in de lucht hangt. Dat zou je willen benoemen. Tegelijk wil je niet in het vaarwater belanden van complotdenkers, met hun bangmakerij. Hoe beleef jij deze tijd? ‘Bij de recente Amerikaanse verkiezingen hield me dat sterk bezig. Ik zou het vreselijk hebben gevonden als Trump had gewonnen. Met de Democraten kom je snel in woke-toestanden terecht, dat is ook link. Maar verre te verkiezen boven Trump. Je voelt op zo’n moment een krachtenveld. Binnenkort verschijnt de heruitgave van De kerk, het hart van de wereldgeschiedenis, van Aalders; dat vind ik een heel belangrijk boek. Hij schrijft ook over Openbaring aan Johannes, over de Opgestane Christus, die alle macht heeft, waar je voor buigt, die je aanbidt, die je omhoog trekt, in een apocalyptisch aandoende wereld. Als je daar oog voor krijgt en houdt, doet dat iets met je. Het maakt je weerbaar. Het is een krachtbron tegen de aanvechting. Het geeft je ook te onderscheiden waar het op aankomt, om in verwarrende situaties de juiste keuzes te maken.’
Hoe praktiseer jij dat zelf? Door de liturgie en door je studie?
‘Vanmorgen heb ik dit zitten lezen (hij pakt een dikke paperback met Byzantijnse monastieke teksten, met op de linker pagina de Griekse, op de rechter- de Italiaanse tekst). Alleen al dat eerste zinnetje over de geboorte van Christus. (Vertalend leest hij voor.) ‘O krachten van engelen, kom, gij u die in Bethlehem woont, kom, maak de kribbe klaar. Het Woord wordt geboren, de wijsheid raakt op ons betrokken. Kerk, ontvang deze omarming. Volk, laten we zeggen – voor de glorie van de moeder van God –: Gezegend u die komt, u onze God, glorie aan U’. En dat in een prachtig Grieks. Hier laaf ik me aan. Dat zet de stemming, aan het begin van de dag. De tweede zin: ‘Laten we Hem met beven tegemoet treden….’ Dat beven is geen angstige vrees, maar staan in de zinderende spanning van wat er staat te gebeuren, wat er door je heen gaat.’
Dit is een continue lijn in je leven?
Ja, als ik dit voel dan ben ik in mijn element, dat is altijd zo geweest.
Kees van Ekris
Koos van Noppen