De werkkamer van dominee Jan Reijm (43) in wijkgebouw De Veste is licht en ruim. Er staat een sportfiets, aan een van de boekenkasten hangt een toga. Zijn bureau staat voor het raam dat uitzicht biedt op de hoger gelegen Hillegondakerk, de oudste kerk van Rotterdam, en de begraafplaats. Ze liggen op een zogeheten donk, een natuurlijk ontstane zandheuvel. Het is een onvermoede plek van rust in de levendige stadswijk.
Jan is sinds 2018 predikant van de Hervormde gemeente in Rotterdam-Hillegersberg. Hij groeide op in Nieuwerkerk aan den IJssel, waar Reijm een bekende familienaam is. Hij had er zijn vrienden en ook zijn vrouw Jacoline leerde hij er kennen. ‘Er is een tijd geweest dat ik mij niet voor kon stellen dat ik het dorp uit zou gaan’, zegt hij. Toch heeft hij als dominee inmiddels op meerdere plekken gediend: in het Brabantse Giessen, het Zuid-Hollandse Alblasserdam en nu dus in Rotterdam. Zijn vrouw werkt als zelfstandige in de jeugdhulpverlening. Ze hebben drie zoons in de tienerleeftijd. Jan: ‘Als gezin zijn we echt een team. We zijn een aantal keer ontworteld en overgepoot, wij zijn elkaars houvast.’
Verloren-zoon-principe
Hij komt zelf ook uit een veilig, warm nest. Dankbaar omschrijft hij zijn ouders: gelovige, zachtaardige mensen die niet veel woorden aan het geloof wijdden, maar wel lieten merken dat ze de kerkdienst intens beleefden. Het geloof werd hem niet opgedrongen, hij werd uitgenodigd. ‘Ik besef hoeveel ruimte mijn ouders mij gegeven hebben en hoeveel ze hebben gebeden dat ik bij God zou blijven. Zonder mij daar veel over te vertellen.’ Jan herinnert zich hoe zijn vader eens in alle stilte achter hem blijkt te fietsen als hij na het uitgaan te laat thuiskomt. Zijn moeder staat in de keuken op de uitkijk. Veel woorden worden er naderhand niet aan gewijd. Ontroerd: ‘Ze hebben het verloren-zoonprincipe goed toegepast.’
Rond de tijd dat Jan gaat studeren, komt hij bewust tot geloof. Daar gaat een crisisperiode aan vooraf: hij vraagt zich af waar hij voor leeft, wie God is en of hij bij Hem vandaan zal gaan of juist naar Hem toe.‘Toen de preken in de kerk mij gingen raken en ik ervaarde dat God het ook wel eens tegen mij zou kunnen hebben, werd ik gevraagd te helpen bij een verbouwing in de kerk. Dat was mijn ticket naar een kerkelijke vrienden- groep waar ik met mijn vragen terecht kon.’
Roeping
Als zijn geloof zich gaat ontwikkelen, komt er een vreemd gevoel van roeping om dominee te worden. Dat heeft hij daarvoor nooit gehad. Inmiddels studeert hij bestuurskunde in Rotterdam, wat hem goed afgaat. ‘In die tijd kwam ik mijn oud-schooldirecteur tegen die mij aan zijn vrouw voorstelde: “Dit is Jan Reijm en die wordt later dominee.” Dat verwarde me maar het zette ook iets in gang. Het was alsof ik een bal onder water hield. Hoe harder ik hem wegduwde, hoe harder hij naar boven kwam. Dat begon kracht te kosten. Ik had het gevoel dat ik God in de weg zou staan als ik geen gehoor zou geven.’ Op Tweede Paasdag is Jan in een doopdienst als hij in zijn hart de vraag hoort: “Wil jij dit ook?” Hij wacht met ja zeggen tot hij zijn ouders en Jacoline gesproken heeft. Hen heeft hij ook van God gekregen, zo redeneert hij, en als zij het een vreemd idee vinden, gaat er een streep door. Maar dat gebeurt niet. Na twee jaar bestuurskunde switcht Jan naar theologie.
De eerste gemeente waar hij predikant wordt, is Giessen. Hij komt er tamelijk onverwacht preken en de beroepingscommissie zet hem bovenaan de lijst. Er is een wederzijdse klik. ‘Die gemeente heeft mij veel willen leren. Ze gaven mij als jonge predikant van 27 de ruimte.’ Na vier jaar volgt Alblasserdam, een gemeente met veel hartelijkheid en directheid. ‘In Giessen ging de gemeente met de dominee om zonder hem al te joviaal te benaderen. In Alblasserdam werd ik een mengelmoes van dominee en Jan.’
Na zeven jaar hebben Jan en Jacoline het gevoel dat het tijd is voor een andere plek. Ze weten aanvankelijk totaal niet waar. ‘Dat was verwarrend. Toen kwam het beroep uit Hillegersberg, wat uitliep op een ja van ons hele gezin. Dat hebben we als bijzonder ervaren.’
Geen belemmering
Ooit was hij dat Nieuwerkerkse jongetje dat nooit het dorp uit zou gaan. Nu betekent het veel minder voor hem waar hij woont. ‘Ik raak niet in paniek bij de gedachte dat ik ooit weg zal gaan. Dat is ook geen belemmering om mezelf te geven. Ik ben nu hier en ik geef mezelf honderd procent. Ook als het korte contacten zijn. Sommige collega’s zie ik door beroepings- werk maar een paar jaar. Dan schiet iemand weer naar een ander deel van het land. Waar het om gaat is dat je nu hier samen bent, dus zoek elkaar op in goede werkgemeenschappen.’
Zelf neemt hij deel aan de door de kerkorde verplichte bijeenkomsten waar predikanten elkaar bemoedigen en samen studeren. Daarnaast is hij, vanaf het allereerste begin, betrokken bij de zogenaamde tafels van Paul Visser, een initiatief van IZB-Areopagus waar predikanten oefenen in preken en preekvoor- bereiding. ‘Met een aantal collega’s deelde ik het verlangen naar een Bijbelse prediking die de gemeente als geheel dient. Vandaaruit is de eerste tafel ontstaan. We denken na over de vraag hoe je in deze tijd zo kunt preken dat je daadwerkelijk het Woord aan het verkondigen bent, in plaats van al die verschillende groepen in je gemeente te bedienen. Zodat de gemeente een prediking hoort die uitstijgt boven alle voorkeuren.’ Hij heeft er veel aan. ‘Er is een graad van vertrouwelijkheid ontstaan waarbij je prediking een onderdeel is, maar het ook gaat over de lagen die eronder liggen. Wie ben je zelf en wie is God? Hoe kun je geestelijk leven? Hoe bid je en verwacht je nog iets? Hoe resoneert een Bijbeltekst in jou? We leren om die vragen meer bij onszelf toe te laten en te benutten voor een preek.’
Delen
Daar is openheid voor nodig, zegt Jan. ‘Als je jezelf geeft, als iederéén zichzelf geeft, ontstaat er een stukje vriendschap. Het doet iets wat je niet altijd begrijpt. Vaak ga ik lichter naar huis. In jaargesprekken wordt weleens de logische vraag gesteld of ik mijn volle agenda kan ontlasten door minder tijd aan een werkgemeenschap te besteden. Ik word juist stelliger in de overtuiging dat ik die bemoediging en verdieping vast moet houden.’ Hij gunt het andere predikanten ook. ‘Het is een proces van de afgelopen jaren dat ik ben gaan waarderen: dingen eerder openbreken. Eerder die collega of vriend bellen. Niet alleen in nood, maar ook tussendoor. Een ander kan tegen je zeggen: “Wacht even, wat je nu zegt is belangrijk. Je moffelt het weg, maar het raakt me. Vertel eens.” Dat gebeurt alleen maar als je dingen deelt.’
‘Het predikantschap heeft als risico dat je het in je eentje gaat doen. Ik heb het nodig om met anderen op te trekken. Dat vraagt om kwets- baarheid en dat is vandaag de dag reuzelink, want je kop kan eraf gaan. Laten wij daar anders in zijn dan de wereld, waar je moet waken voor je positie en bang moet zijn om te falen of afgerekend te worden. Dat moeten we met kracht weerstaan. Ik denk dat dit een van de stukjes goud in het evangelie is: we mogen elkaars voeten wassen. Je mag kwetsbaar zijn, je mag fouten maken. De kerk heeft hierin een roeping en als predikanten gaan we daarin voor. Dat is een oefening.’
Ds. Jan Reijm is Predikant bij de Protestantse Gemeente Rotterdam-Noordrand, Hervormde wijkgemeente Hillegondakerk en betrokken bij de tafels ‘Undefended preaching’ van IZB-Areopagus.
‘Undefended preaching’
Paul Visser over de tafels ‘Undefended preaching’ van IZB-Areopagus:
‘Als prediker kun je ongemerkt een speelbal worden tussen verschillende belangen en stromingen in de gemeente. Dat kan je vrijmoedigheid en vreugde in het preken ondermijnen. Daarom zijn we in 2020 gestart met vier regionale tafels, waar wij ons in tien maandelijkse sessies samen collega’s trainen in ‘undefended preaching’: dicht bij de tekst, dicht bij je hart en dicht bij je hoorders.
In een follow-up van vijf sessies wordt de verbinding gelegd met een aantal thema’s uit het boek ‘Dialoog, dans en duel’ (Kees van Ekris). Inmiddels deden de afgelopen 2 jaar 70 collega’s mee en zien we uit naar nieuwe tafels.’
Meer info op izb.nl/areopagus.