Waar ligt jouw roeping? Veel predikanten komen voor die vraag te staan, maar niet iedereen trekt er ook consequenties uit voor de eigen agenda. Bart de Bruin heeft daarin een zoektocht doorgemaakt die het mogelijk maakt om een grote gemeente te leiden en juist niet bij alles betrokken te zijn. ‘Ik realiseer me dat dit een bevoorrechte plek is, waar ik ruimte krijg om me te ontwikkelen.’
Boven het water van de Oosterschelde hangt een regengordijn als we afkoersen op Middelburg, waar we een gesprek hebben met Bart de Bruin. Met de Ontmoetingskerk, die hij omschrijft als ‘een open bondsgemeente die ook een wat evangelicale inslag heeft’ heeft hij al sinds zijn studietijd een bijzondere band, vertelt hij bij de koffie, mét een Zeeuwse bolus. ‘Als kandidaat voelde ik hier altijd een bepaalde vrijheid om te spreken op de preekstoel. Er is hier een bepaalde openheid voor het Woord van God.’
Toch vond hij het spannend om het beroep aan te nemen van deze grote gemeente, na zijn eerste gemeente in Andel. Hij wijst op een schilderij aan de wand. Het stelt de storm op het meer voor met daarop de uitstekende hand van Jezus. ‘Toen het beroep kwam uit de Ontmoetingskerk voelde ik me een beetje zoals Petrus, die zei: Heere als U het bent, roep me dan. Die grote gemeente kwam op mij af als een storm. Een kerkenraad van veertig mensen. 1.150 kerkgangers. De complexiteit van zo’n gemeente, zou ik dat aankunnen? Toen las een ouderling dit gedeelte van de storm op het meer tijdens kennismaking. Ik dacht: ik kan veilig in het bootje in Andel blijven zitten, maar ik moet uitstappen, omdat Hij me roept.’
Grenzen
Wat ervaar je praktisch van jouw roeping? Waarvoor gebruikt God jou hier?
‘In een nieuwe gemeente is het opnieuw ontdekken waar God je toe roept. De eerste twee jaar heb ik als predikant gewerkt zoals in Andel. Daar was ik een soort spin in het web. Na twee jaar liep ik tegen allerlei grenzen aan. Ik wilde niet burn-out raken, dus ik stelde mezelf de vraag: waartoe ben ik geroepen? De zoektocht daarnaar is een mooi proces geweest, waar de kerkenraad en de IZB ook een rol in hebben gespeeld. Het Focustraject in onze gemeente heeft me geholpen en de filosofie die daaraan ten grondslag ligt.
‘Ook mijn coachingstraject met Paul Donders is helpend geweest. Paul heeft zowel ervaring in professioneel coaching in de kerk als in het bedrijfsleven. Met hem heb ik verschillende gesprekken gevoerd, studie gedaan en testen ondergaan. Dat heeft me geleerd om te focussen op wat mijn specifieke roeping is als predikant in deze gemeente. Daarin ben ik niet alleen bezig geweest met de visie op mijn predikantschap maar ook met onze visie op gemeente-zijn. De manier van kerk-zijn en vorm van predikantschap hangen met elkaar samen. Samen met de kerkenraad zijn we met verschillende bezinningsronden onze missie en visie gaan bepalen. Dat heeft bijvoorbeeld gevolgen voor hoe we het pastoraat opzetten en verantwoordelijkheden van de verschillende werkgroepen en kerkelijk werkers.’
‘Door het IZB-Focustraject zijn we veel meer gaan nadenken over gemeente-zijn vanuit discipelschap’, vertelt hij. ‘Bij alle activiteiten die we als gemeente doen, zijn we veel meer vanuit die visie gaan kijken: helpt dit ons om leerlingen van Jezus te vormen of niet? In de praktijk is het trouwens niet altijd gelukt om dat voor alle activiteiten te doen. Naast een predikant hebben we in onze gemeente ook een kerkelijk werker fulltime voor pastoraat en nog een parttime kerkelijk werker voor ouderenpastoraat. Daarnaast hebben we sinds kort ook een fulltime kerkelijk werker die het jongerenwerk ondersteunt en de toerusting. Voor mij als predikant zijn mijn kerntaken verkondiging en toerusting. Dat is op die visie gebaseerd. Ik realiseer me dat dit een bevoorrechte plek is, waar ik ruimte krijg om op deze wijze te werken. Ik reserveer nu 20 uur voor de preekvoorbereiding. Dat betekent dat ik daar vijf of zes dagdelen in investeer. Dat betekent natuurlijk ook begrenzen.’
Aan pastoraat of jeugdwerk kom je dan niet meer toe.
‘Haha, nee hoor. Maar inderdaad is dat beperkt. Voor het pastoraat heb ik ongeveer vijf uur per week van mijn gemiddelde werkweek van 55 uur. Dus ik heb wel pastorale gesprekken met mensen, gelukkig. En gesprekken rondom huwelijk en dopen heb ik natuurlijk ook. Ik ben echt een relatiemens, dus ik heb veel contacten, hoewel niet allemaal diepgaand. Om in deze grote gemeente contact te hebben sta ik in de hal voor en na de diensten en dus ook tussen de beide ochtenddiensten (9.00 en 11.00 uur) om bereikbaar te zijn en gesprekjes aan te gaan. Ook met de kerkelijk werkers en kerkenraadsleden heb ik gesprekken over wat er in het pastoraat speelt. De meeste begrafenissen worden door de kerkelijk werkers gedaan. Ik heb wel het intense te doen, zoals de begrafenis van een baby of van een negentienjarige die door suïcide om het leven kwam. Bij het jeugdwerk ben ik zeker betrokken, want jongerenwerk heeft in mijn leven altijd een grote rol gespeeld. Zo ben ik bijvoorbeeld betrokken door catechese, ben ik bij jongerenevents en bepaal ik mede de inhoudelijke lijn voor het jaarlijkse Ontmoetingsfestival. Vorig jaar hebben we voorbereidingen gehad met maandelijkse samenkomsten om met 35 jongeren en 7 jeugdleiders een reis te maken naar Ghana met de organisaties Compassion en WorldServants.’
Worstelwedstrijd
Is preken ook wat je het liefst doet?
‘Ja, ik vind het mooi en een voorrecht om te doen. Ik heb er bijna altijd zin in, maar niet altijd hoor. Soms gaat het tijdens een preek heel ‘vloeiend’ en dan is het echt mooi. Maar het komt ook voor dat het meer als een worstelwedstrijd voelt. Dan ben ik ook onzeker. Sowieso reflecteer ik veel als ik thuiskom na het preken. Dan moet ik leren loslaten, maar dat vind ik ook lastig. Het is niet zo dat ik het na dertien jaar preken sneller kan voorbereiden dan daarvoor. Maar ik wil me graag verdiepen in het Woord van God. Ik vind het belangrijk het Woord van God serieus te nemen en dat kost tijd. Ja, er gaat behoorlijk wat tijd in zitten: de exegese, de hermeneutiek. Ik houd onwijs van studeren, maar ik besteed die tijd er ook aan omdat ik in mijn achterhoofd telkens de stem van een tiener heb, die zegt: wat maakt dit voor mij morgen uit? Wat zegt het dat we dit belijden? Daar gaat werk in zitten. Die vraag speelt altijd bij mij. Naast mijn stille tijd lees ik ook. Ik wil drie dagen per week minstens één uur of anderhalf uur lezen.’
Hoe bewaak jij je eigen agenda?
‘Baas zijn over je agenda, vanuit je roeping, is wezenlijk. Als er een blokje voor de preekvoorbereiding in mijn agenda staat en er iets anders op mijn pad komt, dan schuif ik het blokje door naar een ander moment. Het voelt productief om bij iemand op bezoek te zijn, maar het lezen van een boek helpt mij om te begrijpen in wat voor tijd we leven. Kerkenraden willen graag een manier van preken die bij de tijd is, waarin grote lijnen worden geschetst, die theologisch kloppend zijn. Maar ja, dat kost ook tijd.’
Vrijgevig
Leuk om te horen in je preken dat je bijvoorbeeld Miskotte in de afgelopen weken hebt gelezen. Ik zie dat je ook veel van Tim Keller in de boekenkast hebt staan, naast Kierkegaard en Van de Beek.
‘Ik denk dat ik het meest gevormd ben door Tim Keller. Zijn uitleg en toepassing van het evangelie en dan met name zijn ontmaskering van religie is voor mij heel vormend geweest. Hij zegt dat er twee wegen zijn om verloren te gaan: de weg van de oudste zoon en de jongste zoon, in het verhaal van de verloren zoon. Daar draait het verhaal om: wat doet de oudste zoon? Er is een vrijgevige vader, die allebei de zoons zoekt. De zoons willen allebei de spullen van de vader, maar niet de vader zelf. Dat gaf mij een verdieping van wat zonde is. Ik vind het ook mooi dat hij het praktisch maakt. Een voorbeeld van Keller wat mij hielp was dat hij een keer gebeld werd door iemand die hem herinnerde aan zijn belofte om terug te bellen. Hij had er niet meer aan gedacht, maar wilde dat niet zeggen dus hij bedacht een excuus. Toen dacht hij: waarom lieg ik? Om mezelf te redden. Want ik wil dat diegene een goed beeld van mij als dominee heeft. Kellers verklaring is dat je op zo’n moment het evangelie niet gelooft, want anders kan je kwetsbaar zijn en zeggen: mevrouw, ik ben u helemaal vergeten.’
Predikant geldt als een pittig beroep. Waar komt dat door? Wat is voor jou de bottleneck?
‘Je hebt best wat op te vangen. Er zijn meer flanken dan vroeger in gemeenten. Daar kun je op leeglopen. Je doet je werk met hart en ziel, maar gemeenteleden maken soms keuzes die niet in belang zijn van de gemeente. Ik denk weleens: ik preek wel, maar mensen doen toch hun eigen ding. Wat mij helpt, is het contact met collega’s. Ik zit bij een heel diverse groep voorgangers uit het hele land, ook uit de baptisten- en evangeliegemeenten. We ontmoeten elkaar vijf keer per jaar en delen waar we tegenaan lopen. We bidden daar voor elkaar. Ik maak ook deel uit van een theologenkring die vijf of zes keer per jaar bijeenkomt, en een Kierkegaardleesgroep die twee keer per jaar bij elkaar komt. Je hebt dan een halfjaar om een ‘goed’ boek te lezen, bijvoorbeeld van Hannah Arendt of Kierkegaard. Pas lazen we De onzichtbare maat van Andreas Kinneging of A Secular Age van Charles Taylor. Dat is heel gaaf om samen te bespreken; daar heb ik echt iets aan voor mijn preken.’
Sluipenderwijs
Een van de rollen van de predikant is die van de ‘combattant’, volgens het boek Dialoog, dans en duel. Wat wijs jij vaak aan? Waar moet mee gevochten worden in jouw gemeente, volgens jou?
‘Ja, ik vond dat een van de mooiste hoofdstukken uit het boek. Wat is er gaande in de maatschappij? Ik ben geraakt door de boeken van Herman Paul over secularisatie, want wij als christenen hebben het ook over vakanties, auto’s en dergelijke, net als onze tijdgenoten. Dat gaat sluipenderwijs. En je bent doordeweeks zo druk dat je zondag graag iets makkelijks wilt horen. Als ik mensen in een preek vraag waar ze hun tijd aan besteden, dan bedoel ik dat niet moralistisch. Het is niet verkeerd om te Netflixen of naar een wedstrijd van PSV te kijken, maar de vraag is: waar laat ik mij door gezeggen? En kijk eens naar je geldstromen. Waar gaan ze heen? Tim Keller heeft het over afgoden, Herman Paul over secularisatie, Kees van Ekris over geestelijke strijd. Die gedachten resoneren bij mij.’
Hoe probeer je gemeenteleden hierbij te helpen?
‘Door na te gaan wat er gebeurt in mijn eigen leven. Ik merk de seculiere trekkracht in mijn eigen leven. En door te luisteren naar wat ik hoor in het pastoraat, in de kerkenraad en in boeken. Veel mensen willen wel leven voor God, maar het komt er allemaal niet van. Het lijkt ook relevanter om jezelf te scholen, bijvoorbeeld door een opleiding te volgen, en dan te zeggen: ik heb geen tijd voor Bijbelkring. In het Focustraject zit het onderscheid tussen ‘gathered church’ op zondagochtend en de ‘scattered church’, als ieder voor zich aan het werk is of thuis. Dat heeft me aan het denken gezet. We doen wel missionaire acties in de wijk, maar de missionaire toerusting is vooral gericht op de contacten die gemeenteleden al hebben met niet- of andersgelovigen.’
Hij loopt naar zijn bureau om het materiaal te laten zien dat in zijn gemeente gemaakt wordt. ‘We hebben nu een team van negen mensen, van 24 tot 65 jaar, die samen materiaal maken voor de Bijbelkringen. We hebben dit jaar als jaarthema ‘Leer mij U te zien’. Daar zijn een aantal diensten aan gekoppeld, waarin ik preek over het boek Esther. Op de woensdag voor die betreffende zondag is er een toerustingsavond voor bijbelkringleiders. Daarin bespreek ik met hen hoe ze de vragen uit het materiaal kunnen behandelen. Er zit Bijbelstudie in en ook opdrachten om in beweging te komen. Het gaat erom te oefenen, te struikelen achter Jezus aan. Bij de nagesprekken merken we wel dat veel mensen Bijbelstudie boeiend vinden, maar de buren iets laten zien van wie Jezus is, dat blijft lastig.’
Hoe ga je daarmee om?
‘Door de goede dingen te zien. Er is ook veel om voor te danken. Er komen mensen tot geloof. We hebben nu 36 catechisanten in drie groepen. In mijn groep zitten er drie of vier die geen kerkelijke achtergrond hebben. Blijkbaar zijn de preken voor hen verstaanbaar, omdat ik gewoon Nederlands praat. Ik heb ook niks hoog te houden. Een gesprek dat ik in Andel had, heeft me daarbij geholpen. Ik sprak met een mevrouw die in het zwart gekleed was. Ik was casual gekleed. Zij zei: ‘Dominee, u komt dichtbij en daardoor komt het evangelie ook dichtbij.’ Zij kreeg door mijn voorkomen en gesprek het idee dat ik niet veel anders was dan zij. We mochten samen kijken naar wat Jezus voor ons gedaan heeft. Ik heb het evangelie net zo hard nodig als deze vrouw. Dat is een van de belangrijkste dingen die ik geleerd heb. Ik val ook tegen, heb mijn struggles en kwetsbaarheden. Daar ben ik open over, zoals pas nog bij een mannenavond in onze gemeente. Juist door te geloven in Gods genade hebben we in de kerk ruimte om kwetsbaar te zijn. Daar moet je niet in zwelgen, maar het brengt wel dingen in beweging.’
Mindmap
Je hebt het over gewone taal spreken. Gebruik je ook bewust bepaalde beelden in je preken?
‘Ja, daar denk ik soms wel over na. Ik ben opgeleid met het geheel uitschrijven van de hele preek; ik overdenk elk woord. Ik deed daar heel lang over. Maar als ik aan het preken ben, kijk ik mensen graag aan en deed ik stukken uit mijn hoofd. Na drieënhalf jaar in Andel volgde ik de cursus ‘Passie voor preken’ bij Ron van der Spoel. Sindsdien gebruik ik een mindmap van één a4’tje. Dat hielp mij enorm. Die preek oefen ik een paar keer voordat ik ‘m ga houden. Ik heb het gevoel dat ik zo mensen meeneem. Dat past bij mij. Voor mij was dat een bevrijding. Ik schrijf die mindmap met potlood.’
Hij loopt naar zijn bureau en pakt een a4’tje op om te laten zien. Hij laat ook een stapeltje van dichtbedrukte vellen zien. Dat is zijn exegese. ‘Op vrijdagochtend print ik mijn exegese uit. Dan vraag ik mij af: wat is de route? Wat laat ik liggen? Ik maak dan een kladversie van de mindmap. Daarna ga ik mijn nette versie maken. Het is dus niet zo dat ik door die mindmap minder aan exegese doe.’
Wat is het geheim van preken voor jou? Waardoor heb je er plezier in?
‘Voor mij is het echt het hart van mijn werk, daar ben ik enthousiast over. Maar er zijn ook momenten dat ik denk dat ik het niet kan. De exegese is vaak leuk om te doen, maar hoe landt het? Ik denk weleens op vrijdagochtend: ik heb zo veel gevonden, maar wat kan ik laten zien, en in welke volgorde doe ik dat? Dat vind ik een hele oefening. Het geheim is toch ook de Heilige Geest, waar je afhankelijk van blijft, hoeveel je ook voorbereidt.’
Dat is ergens ook een geestelijke vraag: wat heeft God te zeggen? Dat is niet maakbaar, ook al trek je een hele boekenkast omver. Dat is het waagstuk van de prediking.
‘Voor mij is het stil gebed voor de preekstoel een heel goed moment, waarin ik die afhankelijkheid ervaar. Jezus moet toch altijd ergens tevoorschijn komen in mijn verkondiging; dat vind ik een belangrijk uitgangspunt. Op het seminarie zeiden ze al: daar komt Bart weer met Jezus. Dat vind ik niet erg, want dat is ook de grond onder mijn voeten. Nu ben ik bijvoorbeeld bezig met prekenserie over de Korinthebrief met daarin onder andere ethische praktijken: het gaat over relaties, seks, het huwelijk. Daar kun je niet over preken zonder Christus, zonder de relatie met hem in het oog te houden.’
Windsurfen
Een predikant is ergens ook een ‘missionaris’. Hoe vul jij die rol in?
‘Ik zit erover te denken om een ‘In dubio’-kring op te richten. Ik kan zo tien stellen noemen waarvan de één gelooft en de ander niet. Daar ga ik met een van onze kerkelijk werkers over sparren. Hoe gaan we dat invullen? Moet het alleen over relaties gaan of ook over het geloof? Ik denk dan ook aan Keller die zegt dat je kerkleden moet vormen om het gesprek over geloof te voeren. Ik probeer wat dat betreft ook te volgen wat er op sociale media gebeurt. Wat mij ook helpt, is het lezen van biografieën van mensen zoals Eric Clapton en Phil Collins. Phil Collins zit op een gegeven moment na drie huwelijken ergens in Zwitserland - hij is een beetje doof geworden - en dan zegt hij dat hij een grote leegte ervaart. En Michael Jordan kwam drie keer terug als basketballer. Waarom? Hij miste het applaus.’
Zo komt hij thema’s op het spoor, zegt hij, terwijl hij nog eens koffie inschenkt. ‘ En als ik naar een korfbalwedstrijd van een van mijn kinderen ga kijken, heb ik soms leuke gesprekken. Als je vraagt wat iemand doet voor werk, dan krijg je die vraag ook terug. En dan vertel ik dat ik dominee ben en dan heb je daar een gesprek over.’
Hij wijst door het raam naar een karretje waarin zijn windsurfspullen liggen. ‘Als ik aan het windsurfen ben, dan zit ik natuurlijk ook tussen de locals. Mijn interesse in hen is geen bruggetje om iets over te brengen. Er is hier pas iemand tot geloof gekomen die mij soms verrassende inzichten geeft over het geloof. Hij vroeg zich ook af waarom christenen zo weinig over Jezus praten. Dat vond hij een beetje apart. Christenen praten ook gewoon mee over die dure vakantie. Dat houdt mij een spiegel voor. Waar hebben we het over? Waar stroomt ons hart van over? Niet om je een schuldgevoel aan te praten, maar het kan wel helpen om het leven meer bewust richting te geven vanuit het evangelie.’
Interview: Teun de Ridder en Nels Fahner
Meer interviews lezen? Inschrijven voor onze nieuwsbrief kan onderaan deze pagina.