Tanno Verboom ervaart als geestelijk verzorger bij Defensie dat het geloof dicht bij de kwetsbaarheid van mensen komt. Dat maakt ook dat hij voorzichtig is met het spreken van grote woorden. ‘Heel de gedachte dat God er überhaupt is, is voor veel mensen geen werkelijkheid.’ Op missie in Litouwen zocht hij daarom telkens naar creatieve manieren om de christelijke traditie te laten spreken.
Veel beton en zwart geschilderde muren. Tanno Verboom, geestelijk verzorger bij Defensie, heet ons welkom op zijn werkkamer, enigszins weggestopt aan het eind van een lange gang in een kazerne in Utrecht. Hij is hier nu een paar maanden aan het werk. Voorheen was hij in Stroe gestationeerd, vertelt hij, bij de verbindingstroepen. Verboom ging aan de slag bij Defensie na een periode als gemeentepredikant in Gouda, waar hij woont. Daarvoor werkte hij zeven jaar als zendeling in Mexico en Colombia.
Van oktober 2023 tot januari van dit jaar was hij drie maanden mee op missie in Litouwen. ‘Ik was met een andere eenheid mee dan mijn eigen onderdeel, dus ik kende er maar een paar mensen. Militairen gaan zes maanden op uitzending en halverwege mogen ze twee weken naar huis. ‘Als geestelijk verzorgers verdelen we die periode, dus ik had de tweede helft.’
‘Je komt fris binnen, maar om je heen is al veel gevormd’, blikt hij terug. ‘Mijn voorganger was een humanistisch geestelijk verzorger. Ik heb geprobeerd om haar lijn van bezinningsmomenten voort te zetten.’ Op woensdagen verzorgde Verboom een kerkdienst, en op zondagen een bezinningsmoment. ‘Mijn voorganger had een vaste groep van dertig tot veertig militairen die elke week kwamen. Het was een seculier bezinningsmoment, maar ik vond het wel treffend en inspirerend. Bij de meditatieve momenten wordt er als het ware een thema in het midden gelegd, en vervolgens wordt er besproken hoe je daartegenaan zou kunnen kijken. Dat vond ik wel een mooie vorm. Ik dacht: als ik hier veel christelijke elementen inbreng, dan haken deze mensen af. De vraag voor mij was: hoe kan ik toch mijn eigen traditie inbrengen?’
Geheim
In die maanden van oktober tot kerst zocht hij telkens een thema dat aansloot bij de actualiteit op missie. ‘Halverwege de missie koos ik het thema ‘tussenstand’, net als bij een voetbalwedstrijd. Ze waren naar huis geweest en moesten nu drie maanden verder. Heb je blessures? Wat is de score? Waar ontleen je kracht aan? Dat soort vragen.’
Terloops roerde hij elementen uit de christelijke traditie aan. ‘Ik maakte bijvoorbeeld de opmerking dat de onvoorwaardelijke aanvaarding door God een bron van kracht is. Het christelijk geloof zegt ook dat winnen niet altijd winst is en verliezen niet altijd verlies. Met een knipoog naar Johan Cruijff hadden we het erover dat je soms tussen de score door moet kijken.’
Via die voetbalmetaforen komt hij op de poëtische taal van het geloof. ‘Er is een geheim achter de dingen, misschien wel God’, leest hij voor. Zo probeert hij voorzichtig tastend de militairen op weg te helpen naar voor hen nieuwe gedachten, een nieuwe blikrichting. ‘Het is eigenlijk zoeken naar levenskunst’ zegt Verboom. ‘Hoe vind je je weg, zoals de Spreukendichter schrijft? Is er ruimte voor een andere stem, die van de christelijke traditie?’
In de kerk lijkt het spreken over God soms wel erg vanzelfsprekend, maar hier is die vanzelfsprekendheid van geloofswoorden helemaal weg.
‘Ja, het is heel kwetsbaar. Een van de militairen die naar deze bezinningsmomenten kwam, zei tegen me: je hebt het weleens over God, maar net als ik denk ‘nu kan-ie wel weer’ hou je er mee op. Dat waardeerde hij. Ik bedoel maar: er zit bij sommige mensen een soort argwaan tegen religieuze taal. Dat is voor mij een spanningsveld. Je wilt trouw zijn aan je traditie, je wilt de mensen niet wegjagen, maar je wilt ook iets laten zien van de schoonheid van het geloof.’
Soms lukt dat. ‘Ik herinner me dat ik het verhaal vertelde van de verlamde man die door zijn vrienden werd neergelaten voor Jezus, vanaf het dak. Ik merkte dat dit verhaal hen boeide. We hadden daarna een mooi gesprek over het thema draagkracht.’
Krachthonk
Bij het kiezen van thema’s blijft hij dicht bij de werkelijkheid van alledag van de militairen. ‘Van geestelijk verzorgers verwachten militairen dat ze het gaan hebben over een thema als kwetsbaarheid. Maar op een gegeven moment zei één van de militairen: we hebben ook veerkracht, hoor! Toen dacht ik: vitaliteit, kracht, dát is ook een thema. Ze zitten de hele dag in het krachthonk te trainen. Voor hen is dat belangrijk.’
Hij besloot met de fysiotherapeut te gaan praten over de betekenis van veerkracht. ‘Hij werkt met allerlei vormen van letsel, ook niet-aangeboren hersenletsel. Deze fysiotherapeut zei: mijn aanpak is om die veerkracht te mobiliseren.’
Er kwam een meditatief moment uit voort met als thema ‘Hogerop’. ‘Wat helpt jou als militair om er weer bovenop te komen? Als je klimt is er ook altijd een neerdalende beweging. Dat heb ik verbonden met God die neerdaalt. Een tegenslag die winst kan zijn. Wat verlies lijkt, kan je ook rijker maken.’
Proefden ze verschil tussen jouw aanpak en die van jouw humanistische voorganger?
Of de militairen het verschil zagen tussen zijn aanpak en die van zijn voorganger, weet hij niet. ‘Ik denk dat de meesten het wel fijn vonden om in die maanden te komen, maar soms kwam het toch te dichtbij. Dan kreeg ik een reactie in de trant van: ik heb ook niks met dat soort gewauwel. Maar ik zag dan ook wel eens dat iemand geraakt was, en de volgende keer weer kwam. Anderen zeiden: wauw, dit herken ik nog van vroeger toen ik als kind in de kerk kwam; dit is toch wel heel verrijkend. Grappig was ook dat mensen die niet naar de meditatieve momenten kwamen, mij daarbuiten weleens aanspraken en zeiden: dat was een goeie bezinning, hè, dominee? Hoe kan dat nou, dacht ik dan. Ze zijn er helemaal niet bij geweest. Daaraan merkte ik dat ze onder elkaar spraken over de vieringen.’
Bull power
Het aansluiten bij je publiek, zoals Paulus deed op de Areopagus, in vaktermen ‘contextualiseren’, is bij Defensie aan de orde van de dag. ‘Militairen gebruiken vaktermen. Als je boos bent, dan word je ‘ballistisch’. Een schietoefening? Daar genieten ze van. Dat is hun corebusiness.’
Hij laat een poster zien die hij maakte over een meditatief moment vlak na een schietoefening. ‘Bull power’ staat er in grote letters op. ‘Ik heb dat beeld van een stier die zijn hoorns toont verbonden met het beeld van een lam, zoals Christus werd als een lam. De kracht van een stier is een kracht ter bescherming, maar uiteindelijk kan die geen vrede brengen. Dat begrepen ze wel. Maar ze konden het ook waarderen dat ik begreep dat je ervan kunt genieten om met een tank voorwaarts te denderen. En het woord ‘lam’ kenden ze alleen van het stappen. Ik wóu dat ik weer eens lam was, hoorde ik iemand zeggen.’ Hij lacht.
Homiletische voorzichtigheid
‘Het christelijk geloof zit heel dicht tegen de kwetsbaarheid van mensen aan’, zegt hij. Hij heeft geleerd om te doseren. ‘Op missie heb je te maken met situaties waarin mensen sterk moeten zijn. Een bezinning moet ook veilig zijn. Het is geen therapie. Ik denk weleens: wat halen we als dominees al niet overhoop in de levens van mensen? Vergeving. Wat roept het wel niet allemaal op als je zo’n woord laat vallen. Dat is een homiletische voorzichtigheid die ik me eigen heb gemaakt.’
Hij pakt er nog een ander affiche bij, van een figuur die aan krachttraining doet. ‘Veel militairen doen aan crossfit. Dat is trainen met extra gewichten. Een echte crossfitter gaat best ver. Het idee is dat het hele lichaam fit moet zijn, van je vingertoppen tot je tenen.’
Het affiche riep meteen reacties op. ‘Gaan we sporten, dominee?’ In het meditatief moment ging hij in op de vraag wanneer crossfit een soort dwang wordt. ‘Wanneer ben je fit genoeg? Het kruis van Christus is een soort omgekeerde beweging. Het kruis als de doorbreking van een kokervisie en een beweging naar acceptatie, onvoorwaardelijke acceptatie.’
Vuurhonger
‘Pas was er een koudweertraining. Dan denk ik: hoe kan ik dat metaforisch, analytisch op het leven toepassen? Ze hebben ook vuurhonger. Ze leggen graag grote vuren aan. Dat beeld van een klein vonkje dat gaat branden is natuurlijk ook een groot symbool in de christelijke traditie.’ Hoewel hij dus dicht tegen de aanpak van zijn voorganger blijft, kiest hij wel eigen accenten. ‘Ik probeer het altijd wel een beetje spannend te maken, zodat er een open ruimte ontstaat om van gedachten te wisselen. Soms vertel ik waarom iets voor mij persoonlijk belangrijk is. Kun je er wat mee, dan is dat mooi, vind je het niks, ook oké. Het gaat om samen kijken naar een gedachte, een idee dat opkomt uit een Bijbelverhaal.’
Naast de meditatieve momenten op zondag leidde hij tijdens de missie op woensdag ook ‘gewone’ kerkdiensten, voor kerkelijke militairen. ‘Zij zeiden: dominee, u houdt toch wel een kerkdienst hè? Sommige deelnemers noemden zichzelf niet gelovig, maar kwamen voor de sfeer.’
Hij heeft ervan geleerd om thematischer te preken. ‘Tegen de kerst heb ik het gehad over de herders op het veld die waakten in de nacht. Waken, dat doen militairen ook.’ Voor hemzelf waren de kerkdiensten ook een gelegenheid om de band met de traditie te onderhouden. ‘In de kerkdiensten kan ik de liefde van God eroverheen laten schijnen.’
Zonlicht
Hij heeft geleerd om confronterende gedachten uit de Bijbel expliciet te maken, ze niet uit de weg te gaan maar ze te benoemen. Wat zouden we hiervan kunnen leren? ‘Ik merk best veel weerstand tegen de Bijbel. Veel militairen voelen aan dat dit een boek is dat iets te zeggen wil hebben over jouw autonome leven. Het Evangelie komt van de overkant. Het helpt als je aangeeft dat het ongemakkelijke waarheden zijn. Dat is ook het mooie aan de Bijbel: dat het weggeduwde dingen naar boven haalt. Dat probeer ik aan te raken door te beginnen over die collega die je wel door de plee kunt spoelen, maar met wie je toch drie maanden moet samenwerken.’
Drie maanden optrekken met de militairen, maakt dat je meeleeft en soms ook meelijdt met wat ze meemaken. ‘We hebben in december maar acht uur zonlicht gehad. Dan kun je je voorstellen dat ze klagen over het eeuwige kunstlicht. Je merkt de teleurstelling over materieel dat op beslissende momenten wegblijft. Als geestelijk verzorger kun je ervoor zorgen dat die zaken benoemd worden.’
Het betrekken van het evangelie bij de alledaagse thema’s is altijd een bijzonder moment, merkt hij. ‘In de kerk vertrok ik vaak vanuit een Bijbelgedeelte naar het leven van mensen. Hier ga ik van het leven naar de Bijbel en verwijlen we daarbij. Dat is voor militairen vaak een spannend moment. Wat je inbrengt, is toch anders dan datgene wat ze kennen. Ik denk vaak aan wat in een van de Meditaties van Descartes staat, namelijk dat God van buiten het leven inkomt.’
Dan voel je wel aan: dit moet op een heel zorgvuldige manier gebeuren. Anders ontstaat er kortsluiting.
‘Ja. Ik hoor soms ook van iemand: ik kom even niet hoor, want anders moet ik janken. Militairen zijn heel straight. Als ik iets deel dat emotie kan oproepen, zeg ik er ook wel bij: als je het er niet mee eens bent, hebben we het er straks wel over.’
Op missie merkte hij dat een gevoel van zinloosheid op een gegeven moment ondermijnend werkte. ‘Ik zag mensen lijden onder het gemis aan uitdaging. Het uithouden van het niet-gevaar is misschien op een andere manier moeilijk dan wanneer de kogels je om de oren vliegen. Van dat gevoel van zinloosheid is het een klein stapje naar de existentiële vraag: wat doe ik hier, in dit universum?’
Autonomie
Hij kijkt even voor zich uit. ‘Christenen leven met het besef dat je weet dat God van je houdt, dat je leven ertoe doet. Ik zou niet zonder dat besef kunnen leven. Sinds ik bij Defensie werk, ben ik het geloof nog meer gaan waarderen. Ik heb er soms een haat-liefdeverhouding mee, hoor. Ik worstel ook wel met de leiding van God. Maar zonder geloof moet je zo’n inspanning leveren om overeind te blijven. Ik denk vaak: ik zou het jou ook gunnen dat je weet dat je niet uit Gods hand valt. Je kunt wel in andere dingen vervulling vinden, maar op beslissende momenten laat dat je allemaal in de steek, en wat heb je dan nog?’
Toch is het geloof voor veel militairen een stap te ver. Geloven? No way, is dan de reactie. ‘Ik heb er wel gesprekken over. Is het vrees om de autonomie over je leven te verliezen? Dat je je eigen zwakte moet toegeven? Heel de gedachte dat God er überhaupt is, is voor hen geen werkelijkheid. Net als voor mij de hindoetraditie niet in beeld is, zo ver is de christelijke traditie van hen verwijderd. De afstand is immens.’
Hoe houd je het zelf vol in dat klimaat?
‘Je hebt voeding nodig. Ik was heel blij met de Alpha-cursus die christelijke militairen zelf initieerden en waar ze mij bij betrokken. En het houden van kerkdiensten is voor mijzelf ook een vorm van thuiskomen. Het wordt ook voor mijzelf minder vanzelfsprekend om te geloven. Ik had overigens als gemeentepredikant meer last van het gevoel dat ik het geloof van mensen gaande moest houden. Bij Defensie heb ik dat gevoel helemaal niet. Misschien wel omdat het geloof hier geen voor de hand liggend onderwerp is.’
Hij lacht en vertelt dan waarom hij zo geniet van zijn werk. ‘Ze weten dat je om ze geeft. Je gaat van die gasten houden. Het zijn zulke pure mensen. Je wordt eigenlijk voortdurend uit je comfortzone getrokken.’
Vrede
Je was in Litouwen, Je hebt de grens met Wit-Rusland voor ogen gehad. Als Rusland een vriendelijke buur was, had jij daar niet gezeten. Hoe ga je om met die dreiging? Hoe vormt dat jouzelf?
‘Wij waren vlak bij de Wit-Russische grens. Dat zette me aan het denken. Misschien werden er tien kilometer verderop wel mensen gemarteld. Daar hebben de mensen niks te vertellen. Dan voel je je enorm bevoorrecht dat je leeft in een kleine enclave in een wereld vol onrecht. Een kleine bubbel, waarin democratie en mensenrechten ertoe doen. Dat is het waard om te verdedigen. Tegelijkertijd heb ik zorgen: waar de wereld steeds meer over oorlog praat, zal de kerk steeds meer over vrede moeten praten. Toen ik dat als gastvoorganger eens zei in een preek, werd ik na afloop omhelsd door een pacifist. Een andere kerkganger zei: ga eens in een loopgraaf kijken. Deze tijd zit vol vijandbeelden. We moeten niet vergeten dat Russen ook mensen zijn.’
Wat doe je met dat inzicht als je onder de militairen bent?
‘Militairen voelen vaak een soort verwantschap met hun tegenstander. Zij weten heel goed dat Russen ook mensen zijn. Dat correspondeert met hun militaire waarden. Het is nog niet zo lang geleden dat de Duitsers onze vijanden waren. In dat licht is het eigenlijk heel bijzonder dat het Nederlandse en het Duitse leger nu zo nauw samenwerken. Ik heb weleens gezegd: Duitsland heeft een grote inspanning geleverd om het eigen oorlogsverleden te verwerken. Zou er een tijd komen dat dit in Rusland ook kan?’
Interview: Teun de Ridder en Nels Fahner
Meer interviews lezen? Aanmelden voor onze gratis nieuwsbrief kan hier.