Zoek

‘Ik hoop dat de kerk steeds meer een huis van gebed wordt’

‘Ik hoop dat de kerk steeds meer een huis van gebed wordt’
Interview met Ruth Six

De Dorpskerk van Nieuwegein straalt gastvrijheid uit, op deze regenachtige middag, met een krijtbord op de stoep: ‘Welkom in de kerk’. Elke dinsdag- en donderdagmiddag is de kerk twee uurtjes open. Ruth Six is sinds begin dit jaar dominee in deze gemeente. Tijdens haar studie deed ze veel inspiratie op in Engeland. ‘Wat mij aanspreekt is het vertrouwen dat God in de werkelijkheid inbreekt. Dat maakt dat je improviserende je gang kunt gaan.’

11 september 2024

We zijn te vroeg, dus we lopen alvast de kerk binnen. ‘Een afspraak met de dominee? O, Ruth zit boven. Je mag hier wel even blijven wachten’, zegt een van de vrijwilligers. Het liturgisch centrum is van opvallend licht hout, een herinnering aan het tweede kerkgebouw dat in 2018 is gesloten. Tegelijk met dat besluit is deze oude Dorpskerk gemoderniseerd en geschikt gemaakt voor concerten, met een vloerverwarming, nieuwe stoelen en een open entree.

Een paar mooie glazen deuren door en je bent in het aangrenzende wijkgebouw ’t Geinlicht. We passeren een bord met ‘De kerk is open’ dit keer aangevuld met de tekst ‘en de dominee zit daar’. Daar zijn vrijwilligers bezig met het snijden van de paprika en de prei voor de buurtmaaltijd, die drie keer per maand wordt gemaakt. Voor vanavond staat een Spaans gerecht op het menu en ze verwachten 28 mensen, vertelt een van hen.

Ruth Six bevestigingsdienst 1

Ze is blij en trots dat deze kerk buurtmaaltijden organiseert, vertelt Ruth Six, als we de trap naar haar werkkamer op lopen, die tegelijkertijd dienst doet als jeugdhonk. De slingers, de ghettoblaster en de voetbaltafel zorgen voor een sfeer van creativiteit.

Al snel na je aanstelling begin dit jaar begon je met een nieuw initiatief, een ochtendgebed op elke dinsdag. Hoe ben je daartoe gekomen?

‘Tijdens mijn studie liep ik stage bij St-Martin-in-the-Fields, een kerk in Londen waar onder meer Samuel Wells aan verbonden is. Ik nam me daarbij voor om in ieder geval aan te sluiten op het ritme van de gemeenschap. Er is daar elke dag een ochtendgebed. Dat is een heel fijn ritme. Daaromheen zijn er allerlei activiteiten, waaronder een café onder de kerk, vrijwilligerswerk onder daklozen, concerten. Het hart van dat alles is het gebedsleven. Dat geeft een bepaalde houding die je verbindt met God en met zijn eeuwigheid. Daardoor ging ik verlangen naar een ritme van gebed in de gemeente waar ik zou werken.’

Ze zwijgt even. ‘Ik had geen idee hoe het hier zou landen, in een gemeente met best veel mensen die het spreken over God moeilijk vinden, laat staan het spreken mét God. Ik vond het de eerste keer spannend of er gemeenteleden zouden komen, en tegelijkertijd maakt het me ook niet zo veel uit want het is Gods werk. Bidden bepaalt mijzelf daar ook bij. Op die eerste dinsdagochtend waren er vijf mensen. Het is heel mooi; er komt nu een groep gemeenteleden die er voor een deel vanaf het begin al bij was. Voor sommigen was dit een gebedsverhoring. Anderen waren gewoon nieuwsgierig naar wat een gebedsgroep is.’

Pionieren

‘We volgen een korte liturgie uit het boek Bid, Luister, Leef, met een openingswoord, een psalm, een bijbeltekst en stilte’, vertelt ze. ‘En er is een vrij gebed, voor de wereld en voor persoonlijke zaken, waarbij mensen hardop kunnen meebidden. We sluiten af met een zegen. Ik kies vaak een bekend lied uit, soms een lied van Sela. Het is voor mij ook een vrije ruimte om een beetje te kunnen pionieren. Het is mijn droom dat deze kerk steeds meer een huis van gebed wordt. Elke dinsdagochtend, als ik hierheen rijd, luister ik het nummer ‘Huis van gebed’ van de band InSalvation. Zo ter hoogte van de brug, het punt dat ik Nieuwegein binnenkom, zing ik hardop mee.’

Tijdens je stage in Londen proefde je ‘een groot vertrouwen in de veranderende, transformerende aanwezigheid van Christus in de wereld’, zo schreef je een keer in een opiniebijdrage. Wat heeft je zo geïnspireerd aan die periode en wat neem je daarvan mee?

‘Meerdere dingen. Ik zag een groot vertrouwen op God en een geloofsopvatting die er oog voor heeft dat God op onverwachte manieren werkt. Het draaide daar niet om de vraag óf, maar hoe God werkt. In Nederland is er, grofweg gesteld, vaak een tweedeling: enerzijds heb je kerken die een bepaalde evangelisatiedrang hebben en daarmee soms weerstand oproepen, en anderzijds kerken die heel inclusief zijn, maar waarbij het alleen maar over ‘licht’ mag gaan, om het zo maar even te typeren.’

Ruth Six foto 2

In Engeland kwamen die inclusiviteit en dat missionaire elan samen. ‘Ik moest denken aan wat de theoloog Moltmann schreef: als je dicht bij Jezus leeft, kun je de hele wereld omarmen. Dat heb ik daar gezien en ook zelf ervaren. Ik ben daar zes weken geweest, maar ik heb me heel welkom gevoeld. Het was heel kort, maar het leek wel twee jaar te duren. Ik heb er schriften over volgeschreven, een heel bijzondere tijd.’

Improviseren

‘Wat mij ook aanspreekt is hun theologie van incarnatie, dat God in de werkelijkheid inbreekt. Dat maakt dat je improviserend je gang kunt gaan. Daar heb ik veel baat bij als ik hier een tieneravond organiseer. Dan kan ik wel een bepaald idee in mijn hoofd hebben, maar ik let ook op hoe ze erbij zitten: hoe gaat het met ze, hoe zitten ze aan tafel? Ik probeer open te staan voor het onverwachte. Ik bouw vaak een liturgisch element in, bijvoorbeeld het aansteken van een kaars. Zo zijn er vaste elementen, maar bij dat alles helpt mij die improvisatiehouding.’

In de podcast Life Rules, waarin je te gast was, noem je vaak het woord ‘vertrouwen’. Is dat een kernwoord voor jou?

‘Ja. Daar zit het woord ‘trouw’ in. De trouw van God is voor mij de grond van het bestaan. Ik vertrouw daarop, ik voel dat dit mijn antwoord is op zijn trouw. God roept, hij legt zijn verlangen in mensen. Dat heb ik van jongsaf aan heel sterk ervaren. Er zit ook het woord toevertrouwen in, overgave.’

In de podcast Life Rules gaat het er op een gegeven moment over dat je moeder in de periode voor jouw geboorte alleen kwam te staan, omdat je vader overleed. En ook dat zij kinderliedjes voor jou zong, zoals ‘Ik stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God.’ Je vader had haar aangemoedigd om dat te doen.

‘Ja, dat klopt. Afgelopen week was het Vaderdag, en op zulke momenten probeer ik mij te verdiepen in wie hij was. Ik las pas wat woorden van goede vrienden van mijn vader en besefte weer dat er veel voor mij gebeden is als klein baby’tje. Mijn vader (Gerof Six, red.) werkte als evangelist hier in Nieuwegein. Hij had een rubriek in het IZB-blad Tijding die Mijmeringen heette. Als ik die columns teruglees, merk ik dat hij met veel dezelfde vragen bezig was als ik nu. Aan de ene kant is dat pijnlijk, want dan denk ik: ik zou het er hartstikke graag met jou over hebben. Tegelijkertijd zie ik in die herkenning iets van Gods trouw door de generaties heen. Daarover gaat ook de tekst uit psalm 100, over Gods trouw, die al mijn hele leven met mij meegaat. Die tekst stond op de rouwkaart en op mijn geboortekaartje. Wie weet wordt het ook mijn trouwtekst.’

Ieder werk heeft een aspect van roeping in zich. Op welk moment ervoer jij voor het eerst iets van roeping?

‘Als kind van een jaar of 9 had ik een opschrijfboekje waarin ik brieven aan mijn vader schreef. In een van die brieven beschreef ik een soort Godservaring, waarbij ik overspoeld werd door Gods liefde. En dat ik daarover wilde vertellen. Jaren later, na de middelbare school, koos ik aanvankelijk voor een brede studie aan een University College. Maar ik bleef ernaar verlangen om bezig te zijn met God en geloof en dit te delen met anderen. Ik werkte bij een pioniersplek, maar toen realiseerde ik me dat juist ook in de kerk, om met Bonhoeffer te spreken, nieuwe woorden moesten worden gevonden om te spreken over God. Daarom ben ik met de predikantsmaster gestart. En eigenlijk is dominee zijn ook pionieren, nieuwe vormen vinden, nieuwe talen spreken, weliswaar gedragen door de traditie. Bij die pioniersplek in Amsterdam vond ik veel dingen inspirerend, maar ik voelde niet zo veel vrijheid om over God te spreken. Ik vond het werk in de kerk leuk, mensen bevestigden me ook in het gevoel geroepen te zijn. Die roeping ervaar ik telkens weer, in pastorale gesprekken, bij het preken.’

Ruth Six foto 3

In een interview zei Kees van Ekris onlangs dat hij ervan overtuigd is dat in ieder mensenleven wel sporen van God te vinden zijn. Hoe zie jij dat?

‘Dat deel ik. In Amsterdam heb ik samen met Tim Vreugdenhil een soort introductiecursus op het christelijk geloof gegeven. Die is ontwikkeld in St-Martin-in-the-Fields, op basis van het boek Being with van Samuel Wells. Die cursus gaat ervan uit dat God al met jouw leven bezig is. Niet alles van de Alpha-cursus in Nederland is verkeerd, maar je kunt wel een andere nuance aanbrengen dan de nadruk op het verschil tussen het oude leven vóór iemands bekering en het nieuwe leven daarna. Deze cursus geeft mensen het besef dat zij de weg van Christus gaan, door ingewikkelde situaties en periodes heen. Het begint met het inventariseren van ‘verwonderingen’ – ik kan het niet goed vertalen. Hoe ‘wonder’ je over dit bestaan en over je eigen leven? Je begint dus met ervaringen van mensen die raken aan thema’s als roeping, bestemming. Daarna betrek je daar een Bijbelverhaal bij, over hoe God mensen roept. Ik vond dat heel bijzonder. Het haalt alle spanning weg bij dat jij als voorganger het antwoord hebt op de levensvragen van mensen. Het hele verhaal van mensen mag er zijn, het moet er zelfs zijn. Ik heb hier in Nieuwegein heel veel kennismakingsgesprekken. Ik heb vaak geen idee wat ik aantref. Dan begin ik maar met het vragen naar levenservaringen. En dan komt het gesprek soms op een Bijbelverhaal dat daarbij aansluit.’

Het moment dat je een Bijbelverhaal inbrengt, is een spannend moment, vertelde legerpredikant Tanno Verboom in het vorige interview. Herken je dat?

‘Ja dat herken ik wel. God gaat in de Bijbel een weg met mensen. Dat is een heel lange weg. Daar gaat ook het boek over dat Eep Talstra, een van mijn gemeenteleden, pas schreef: De Bijbel als biografie van God en mensen. Dat maakt het moeilijk om zo maar een Bijbelverhaal naast het leven van mensen te leggen. Het kan zijn dat iemand overlijdt die zijn hele leven God niet ervaren heeft. Dan preek je niet over psalm 23. Je kunt niet elke tekst naast elk leven leggen. Dat maakt het soms spannend.’

Deze nieuwsbrief wordt ook door jonge collega’s gelezen. Welke tip heb je voor anderen als het gaat om preken?

‘Ik heb geen maniertje om een preek te maken. Ik begin altijd heel breed, met allerlei ideeën, met een werkvertaling. Halverwege de week heb ik een existentiële crisis: ik kan niet kiezen tussen alle gedachten. Dan schrijf ik de hele preek in heel lelijke zinnen in één keer uit. Ook wel met steekwoorden. Mijn vriend studeert ook theologie. Regelmatig laat ik hem de preek lezen of laat ik mensen om mij heen naar de Bijbeltekst kijken.’

Zij betrekt er dus andere mensen bij, maar de preek ontstaat ook op de werkkamer, zegt ze. ‘De ene keer gaat het stromen, de andere keer gaat het niet vanzelf. Ik schrijf de preek uit en vertel hem daarna aan de gemeente. Ik kijk soms op mijn papiertje, maar preken is ook spreken. Je kent van sommige mensen heel persoonlijke verhalen. Dat is bijzonder. Daardoor vind ik het wel spannend om iets profetisch te zeggen. Dan denk ik altijd: het zijn ook míjn mensen. Ik heb weleens de vraag gesteld hoe belangrijk wij onze rituelen vinden. Hoeveel ruimte is er voor Gods hand? Dat vond ik in het kader van liturgie een spannende vraag om te stellen.’

Interview: Iris Molenaar en Nels Fahner

Meer interviews lezen? Dat kan via onze maandelijkse nieuwsbrief Company of Preachers.

Documenten